[75] Een beul
Commentaar
In de print ‘Een Beul’ geeft Huygens een portret van deze gerechtsdienaar èn zijn mening over diens werk. Tussen de bijna gelijkluidende regels:
‘Hij is een Ambachtsman die niet en doet als recht’ (r. 1),
‘Sijn Recht en is niet recht, of 't moet'er goet bij wesen;’ (r. 36)
en ‘Sijn recht en is niet recht al is het recht en goed.’ (r. 50)
ontwikkelt zich Huygens' visie.
In de eerste geciteerde versregel constateert de dichter dat de beul een ambachtsman is die alleen maar het recht uitvoert (met daarbij de connotatie dat hij alleen maar goed doet).
Na een beschrijving van de gruwelen van een terechtstelling, maakt de tweede aangehaalde regel deel uit van de conclusie dat de manier waarop de beul recht doet alleen maar goed is, als het technisch naar behoren wordt gedaan.
Tenslotte formuleert Huygens dat dit recht voor de beul niet langer een recht is, ook al klopt het juridisch en technisch, als hij persoonlijke gevoelens tijdens zijn werk zou toelaten. Hij is slechts een instrument.
In de vierregelige conclusie komt de dichter daar impliciet op terug: Als je maar eens echt de mensen in het hart zou kunnen zien (door de dijk van het veinzen heen), dan zou je zien dat de beul voor anderen is, wat anderen voor zichzelf zijn. Voor iedereen is het eigen hart een beul, waaraan gewetenswroeging knaagt. Er is eigenlijk geen mens te vinden (maar een op de miljoen) die daar geen last van heeft. De beul is met andere woorden het collectieve geweten.