Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
[111a] J. vander Burgh Rechtsgel: Aen mij.(aant.)Pronck der wenschelijcker menschen,
Soo op menschelijcke wenschen
Inden hemel wert geacht,
Meerder heijl en meerder seghen
5[regelnummer]
Als oijt mensch hier heeft gekregen
Bid ick datje van mij wacht.
Vast-hart, soo het moght gebeuren
Dat mijn rijm u quam te steuren,
Soo versoeck ick wat gedult:
10[regelnummer]
Wie en souw geen rijmer wesen
Als men t'uw eens heeft gelesen?
Denckt, het is mijn eijgen schult.
Wasser niet meer in uw dichten
Als dat nu de dichters stichten,
15[regelnummer]
'K had dit rijmen niet bestaen,
'K had mijn tuijch wel t'huijs gehouwen.
'T moet nu voort al sou't mij rouwen.
Rijmpjes loopt, ick laetje gaen.
Gaet dien Haechschen dichter vinden
20[regelnummer]
Die dat rack van dichte linden
Voor het dorren heeft bevrijt,
En door kracht van sijn gedichten
Weet de strengheijt te doen swichten
Van de straffe winter-tijt.
25[regelnummer]
Gaet ick moet hier noch wat beijen
In het letter-rijcke Leijen,
Corts noch leijdster van mijn jeught:
Laes! daer nu niet valt te kijcken,
Als de straet besaeijt met lijcken
30[regelnummer]
En de luijden sonder vreucht.
Maer! wat sal de tijdt weer scheelen
Als ick weer sal moghen deelen
Van het goddelijck geluijt,
Dat met smeeckelijcke toonen,
35[regelnummer]
Dieder in sijn vingers woonen,
Mij den hemel schier ontsluijt.
Als dat zielvervoerend trecken
| |
[pagina 311]
| |
Onse blijdschap op sal wecken,
En die dommelende spraeck,
40[regelnummer]
Opgepronckt met gulde woorden,
'T leven geeft aen doode coorden,
Dat het rotsen schier vermaeck'.
Dan sal alles sijn vergeten.
Wie sou dan van droefheijt weten?
45[regelnummer]
Alle sorgen zijn ten endt:
Even alsmen siet verdwijnen
Nevel voor het sonneschijnen
En de winter voor de lent.
Maer indienje wel mocht lijen
50[regelnummer]
Vast-hart, dat w' ons eer verblijen,
Soo versiet ons maer te leen
MetGa naar voetnoot1 dat wonder geurich roosjen
Dat Lycoor' gaf sulcken bloosjen
Datse selfs een roosjen scheen.
55[regelnummer]
Ey vergunt ons dit vermaecken.
Kon mijn wensch den hemel raecken,
Wert u weer van mij gegunt,
Oock van Brosterhuijsens wegen,
Meerder heijl en meerder segen
60[regelnummer]
Als ghij selver wenschen kunt.
J. Vander Burgh
|
|