Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
[100] Purmerende.(aant.) (aant.)Hoe oud en ben ick niet die't selver niet en weet?
Hoe weet ick't, die soo jong soo menigh meester sleet?
SintsGa naar voetnoota Eggerts dicke Beurs den jongen Vorst verbonde,
Die mij te danckbaerheit het hooge huijs vergonde.
5[regelnummer]
Maer dobbel was de gonst, all was sij't bij gevall,
Van die mijn' wooningen besloten in een' Wall;
Met werd ick Stad genoemt, met hebb ick stad gegrepen
In 'sVaderlands bewint; daer segh ick onbegrepen
Off, Ja, wanneer 'tmij lust, off, als ick weigher, Neen;
10[regelnummer]
Wat schaedt mijn' kleinicheit? de grootste en zijn maer een.
|
|