Korenbloemen(1996)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Aan Sterre november 1626 Van de ure dat ik waak, en sluip te mijnent in door 't splijten van de vaak, staat Sterre voor mijn ogen, mijn ogen, tranen-vocht, die dan maar eerst en drogen; 5[regelnummer] gelijk de dauw verdwijnt wanneer de morgenzon de droppelen beschijnt. Ster, zeg ik, morgen-sterre, die verre van mij staat, en nog en nog zo verre, en nog zo verre laat 10[regelnummer] als waar het hoogste licht van alle in 't ronde gaat: hoe kunt gij Sterre wezen en houden tegen mij zo'n staag en zo'n fier wezen en staan als een komeet die, ver van tintelen, van wenken niets en weet? 15[regelnummer] Kan 't sterre-licht bevriezen en gaan de ster-heid kwijt, en heel de daad verliezen, en houden heel de naam? En Sterre, staat gij toe dat zich Nature schaam der plaats die zij u gonde, 20[regelnummer] van toen zij 't helle hol der hemelen berondde, en van genoegen loech omdat ze u na de zon de tweede plaats opdroeg? Al kunt gij mij vergeten, die heldere geboorte en moogt gij niet ontweten, 25[regelnummer] en onder uw geslacht zo menig minder licht dat stadig staat en lacht. Vorige Volgende