Gedichten. Deel 8: 1671-1687
(1898)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend[1672](Kostelicke eer)Ga naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.Uw Huijs, mijn goede vriend, is kostelick en kuijs;
Daer legh ick thuijs in, en ick heb 't u danck te weten;
Maer al te dieren danck van wel een Gouden Cruijs,
Die 'k aen uw' Boden schenck, om niet onmild te heeten.
5[regelnummer]
Is dat thuijs liggen, vriend, veel beter laegh ick thuijs.
2. Ian.
| |
Over des Heeren AvondmaelGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoot+.Ick heb geen Bruijloft-kleed, wat doen ick op uw' Feest,
Genadigh Bruydegom, en waer soud' ick 't oock halen?
Ia, siet, ick hebber een, en segg het onbevreest,
Daer ick 't niet machtigh was, hebt ghij soo goed geweest
5[regelnummer]
En woudt het met uw Bloed, uw diere Bloed, betalen.
3. Ian. Coenae Dom.
| |
Niet voor wat, wat voor nietGa naar voetnoot5).Het soet Pinceelen-werck bemin ick van der Ieugd,
En houd' het in den Mensch de nutste Konst en Deugd:
't Verganckelicke beeld der schepselen te vesten
Soo dat het met de werld bestaen kan tot den lesten,
5[regelnummer]
En thoonen Kinderen, na menigh hondert jaer,
Haer Over, Over, en Ver-over Grootevaer,
| |
[pagina 73]
| |
En thoonen mij de Werld haer' Landen en haer' Steden
Die 'tnoijt en. is mijn lot gevallen te betreden.
Der Schilders loghenen en droomen bijden dagh
10[regelnummer]
Zijn oock moy' dingetjens die 'k geerne lyden magh,
En, meer als lyden, veel en overveel kan achten:
Maer noijt en heeftmer mij mijn' Bors om sien verkrachten:
De reden is; ick voel mijn' yverigsten Lust
Van 'tghen' ick lang besit allengskens uytgeblust,
15[regelnummer]
En vind mijn ooghe soo verbystert door gewoonheit,
Als of het waer ontooght tot ongevoel van Schoonheit.
Maer brengt my in den Schat van Vrienden wel versien,
En gunt mij daer somtyds met verscher oog te sien
Wat ick voorhenen sagh en meer wensch te genaken,
20[regelnummer]
Daer voel ick niewe Vreugd, onafgeteert Vermaken
Onafgesleten Lust op all' mijn' Sinnen slaen;
En, dat noch beter raeckt, daer 's geen betalen aen,
De Sackjens blijven toe, ick sie voor nietmetallen
Wat thuijs geld gelden sou. Waer 't niet dolhuijslijck mallen,
25[regelnummer]
Geld spillen binnens huijs voor watmen niet en siet,
In plaets van 't buijten wel te sien, en geven niet?
6. Ian.
| |
FaillienGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.Daerm' eertyds Huijcken sagh, is nu d'aeloude dracht,
De Hoere-loererij van Faillen ingebracht.
De Mode stelt het soo, en 'theet een kleed met eeren:
't Magh wesen; maer ick vrees dat Faillen veel failleren.
8. Ian.
| |
(Aen Griet)Ga naar voetnoot2).Griet, sloeght gh' uw' eersten man op d'een of d'ander zij,
En des' op alle beij? dat 's een slagh arger, Prij.
9. Ian.
| |
(Dirck in 't erfhuys)Ga naar voetnoot3).Een rijck wijf is gaen liggen sterven,
En Dirck, al statigh in den rouw,
Om met meer anderen te erven,
Komt uijt den hoofde van sijn' Vrouw.
5[regelnummer]
Sou 'k 't met Madame niet verkerven
Indien ick sei, siet voor u, Maets,
Die vent komt uijt een' boose plaets?
15. Ian.
| |
[pagina 74]
| |
Drij verlegeneGa naar voetnoot1).Daer 't kind verlegen is, denckt en bedenckt te degen,
Wie isser meer verlegen;
De Minn in haer bewint,
De Moeder of het Kind?
| |
Spitsche AndriesGa naar voetnoot2).'t Was Winter, en Andries in 'tbont:
Siet wat een Meesterlycke Vond;
Ick had hem eens te gast genoodt:
Sints noemt hij sich, mijn Bontgenoot.
25. Ian.
| |
CoetsenGa naar voetnoot3).Een huijsman sagh mij, kloeck ter been,
Gesond van Sinnen en van Le'en,
In een twee-paerden-Coets besluijten,
Om waer te reisen? verr na buijten?
5[regelnummer]
Neen, langs een anderhalve straet
Daer m' over klaere klinckaert gaet:
En sei, met reden, watte gecken,
Twee Beesten om een' Beest te trecken?
29. Ian.
| |
Aen dingende GrietGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoot+.Thien gulden op een Huijs van drij en veertich Duijst?
Dat 's al te nauw gepluijst.
Komt, laet ons overdencken
Hoe verr 't uw voordeel waer, hoe verr het u kan krencken;
5[regelnummer]
Op al te weinigh is 't te grooten afslagh, Griet,
Op al te veel is 't niet.
2. Feb.
| |
[pagina 75]
| |
Grafschrift van eenen alchijmistigen dansmeester Rooms-gesint gewerden, in meeninge dat de transsubstantiatie te bewijsen was ex lapide philosophorum, ende zedert vande religie gestorvenGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.Hier light hij, die sijn' Bors vol, met sijn voeten, kreegh,
En, met sijn' handen aen den Blaesbalck, weder leegh.
In 'tblasen wierd hij suf, en raeckt' in 'tpad van Roomen,
Als waer het Mis-verstand best pasten op syn' droomen:
5[regelnummer]
Hij giste, kostmen daer God maken van wat broods,
Ten minsten kostmender Goud maken van wat loods.
Doe 't Goud niet aen en gingh, en alle Croesen misten,
Verliet hij 't Mis-brood oock, en stierf een wijser Christen.
12. Feb.
| |
Van Griet doodsieckGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.Men sprack van Grietje sal volatile te geven.
Wat? sal volatile, riep Herman, aen mijn' Griet?
Ey lieve, geeft haer goed Sal fixum, moetse leven;
Sij was m' alree te vlugh; en fix met allen niet.
13. Feb.
| |
Baet voor eerGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.Hoe ijdel is de roem van Eeren, en hoe vals!
Twee treden in 'tgevecht, en spelen hals om hals:
Met eeren (na de werld) want met gelijcke wapen.
Hoe is 't met Staten en met Coninghen geschapen?
5[regelnummer]
Twee treden in 't gevecht; oock met gelijcke Macht?
Geenssins: met alle man weerzyds bij een gebracht;
Hoe ongelijcker sterckt', hoe liever; na de Kroonen
Die elck te spillen heeft om Vechters mé te loonen,
Al waer veil Menschen-vlees te huer valt of te koop.
10[regelnummer]
En dan bedriegerij en listen over hoop,
Met d'een den anderen verraderlick te nijpen
Van voren, soo het schijnt, en by den rugg te grijpen.
Ick vraeg het wijse lien, wat reden en wat Recht
Maeckt onrecht goed in 'tgroot, en quaed in 'tklein gevecht?
14. Feb.
| |
Lichte Ians biechtGa naar voetnoot4).Ick vraegde twijffeligh, bekent, wat zijt ghij, Ian.
Vande Religie? jae, seid' hij, heel daer van.
eod.
| |
[pagina 76]
| |
StervenGa naar voetnoot1).Doodt zijn en is niet meer als een quaed leven derven,
Om in der eewicheit een beter te beerven:
'tZijn maer de pijnen van doodt worden die 'tbederven,
Soo schrickt de vrome niet voor doodt zijn, maer voor sterven.
22. Feb.
| |
Trijns voordachtGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.Daer werdt een houwelijck geschickt van Wilm en Trijn,
Maer Trijn en luystert niet; Wilm singt haer al te fyn.
eod.
| |
Gulielmo Henrico principe Auriaco exercituum foederati Belgij designato imperatoreGa naar voetnoot3).Desierat Coeli longus fauor; omnis in uno
Riuus Arausiaci sanguinis aruerat.
Orba Ducum imperio superis Respublica reddant
Supplicat extinctos qui sibi reddat Avos.
5[regelnummer]
Nascitur: ecce Virum, respondent Fata, jubentque,
Quem modo vix Puerum vidimus, esse Virum.
Acclamant Bataui, acclamat cum gentibus Echo,
Euge, datum Votis omnibus ecce Ducem.
Omine concordi quid non sperare docemur?
10[regelnummer]
Una Patrum et Populi vox fuit, una Dei.
| |
In effigiem principisGa naar voetnoot4).Quisquis in hac artem Tabula laudârit, et ipsum
Dixerit Heroem quam bene muta refert!
Audiat e vivi labris quae gratia fandi,
Quam juuenes inter nil juuenile fluat,
5[regelnummer]
Quae grauitas, quae cordatae constantia mentis,
Quantus consilio, quantus ad arma vigor;
Dicet, abi Pictor; nihil hac in imagine veri est,
Lapsus es; Henrici non habet instar Avi.
| |
Van Claertje lichthielGa naar voetnoot5)Ga naar voetnoot+.'t Is wonder om verhalen;
Men woegh sijn wijf in schalen,
En ick self stonder bij,
| |
[pagina 77]
| |
Om 'twedspel te betalen.
5[regelnummer]
Men raedde mij, wedt vrij,
Tien Pond en kan niet falen;
En de verbrudste prij
Kost geen drij Asen halen.
25. Feb.
| |
In de comedieGa naar voetnoot1).Wie is die Coningin, die trotse Majesteit,
Die uijt haer goud gewaed soo groote dingen seit?
Wacht maer een' uer of twee, en monsterts' uijt die kleeren,
Ghij sult de kleuter nau met een gesicht vereeren.
5[regelnummer]
Siet, blinde vrijertjens, dus gaet het met het goed
Daer van u 'tuijterlick soo sot versuchten doet.
Ontkleedts' in uw gedacht van spieren en van vellen
Die s' uw' onnooselheit soo schoon voor oogen stellen:
Wat, meent ghij, sitter in? een rammelend geraemt,
10[regelnummer]
Daer voor ghij schricken soudt waer dat ghij 't tegen quaemt.
Wilt ghij genesen zijn, gebruijckt goe wijse Brillen
Om met verstand te sien door Borsten en door Billen.
'k Weet dat ghij seggen sult, wegh met de Tooverij,
De schoonste Ioffrouw is een leelick ding, als wij.
eod.
| |
Op de verbrande druckerij vanden h.e schepen BlaeuGa naar voetnoot2).Doe Coper en Papier tot kool en Asch besweeck,
En geen geweld en hielp, wat datmen goot en hoosde;
Stond yeder een vermoeyt om 'theete vier en bloosde;
Daer wasser een alleen die 'r blaeu op stond en keeck.
5[regelnummer]
Beklaeghlick een alleen, daer all' de werelds Rijcken
Deel dragen in uw Schá, van 'tWesten verr in 'tOost.
Kan soo gemeene rouw yet geven t'uwen troost,
Ghij sult niet lang alleen blaeu op 'tverlies staen kijcken.
28. Feb.
| |
Schepen IanGa naar voetnoot3).Ian Ia-broer inden Schepen-stoel
Neemt gheen Vermaken in 'tgewoel
Van duijst're Boecken door te lesen
Om Rechts geleerd te leeren wesen,
| |
[pagina 78]
| |
5[regelnummer]
Hij wijst, naer alle stemmen gaen;
Want, seght hij, vander jonckheit aen
Heeft m' hem geleert te moeten prijsen
Al wat de Heeren willen wijsen.
eod.
| |
NochGa naar voetnoot1).Ian in den Schepen-stoel! Ian Rechter van de Stadt!
Ian, inde Rechten pas ervaren als mijn' Kat!
Wee, zeid' ick, Borgeren, wee, Weduwen en Weesen.
Maer men berichte mij; sij hebben niet te vreesen;
5[regelnummer]
De Rechtsgeleerden zijn 't; daer gaet men 't Vonnis halen,
Dat Wees en Weduwen slechts hebben te betalen.
Doe hiel ick mij vernoeght, en seider niet meer van,
Dan dat mijn' Kat soo licht een Schepen waer als Ian.
eod.
| |
Op den 23. febr. 1672Ga naar voetnoot2).Ghij, die dit werck (met schijn van reden en geweld)
En aller Vromen hoop soo lang hebt uytgestelt;
Telt, soo ghij tellen kont, het groot getal der Menschen
Die tot nu toe vergeefs naer desen uytslagh wenschen,
5[regelnummer]
En loopen nu als dol van vreugde langs de Stadt:
Soo vele vijanden hebt gh' al dien tyd gehadt:
Hoe lang sij 't sullen zijn, staet yeder t'overleggen;
God weet het, en de tijd sal 't metter tijd wel seggen.
29. Feb.
| |
Ian de quaedsprekerGa naar voetnoot3).Daer wordt van Ians welsprekentheit
Aen alle kanten veel geseit;
Maer, naer ick hoore, Ians welspreken
Loopt meest op alle mans gebreken,
5[regelnummer]
Soo dat men wel magh seggen, Ian
Is een seer wel quaed sprekend Man.
21. Mart.
| |
Bloo DirckGa naar voetnoot4).Sy mogen 't met haer lijf bekoopen,
Al dien 't perijckel lust te loopen;
Dirck meent, het is de kloeckste man,
Die 't aller kloeckst ontloopen kan.
eod.
| |
[pagina 79]
| |
DuellenGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.Laet Christelick bewegen
All' ondeugd overwegen;
Laet elck sich onderrechten
Met reden en met rechten;
5[regelnummer]
Men endight noyt ter degen
Geschillen met den Degen;
All' diese soo beslechten
Zijn boosen of zijn slechten.
22. Mart.
| |
Menschen onkundeGa naar voetnoot2).De grootste wetenschap die menschen sich vermeten
Is 'tallerminste deel van 'tgeen sij niet en weten.
1. Apr.
| |
Op 's menschen wandel voor God van d.S. SimonidesGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.Doorwandelt, Christenen, dit wandel-werck met vlyt;
'T Is weer beginnens waerd als ghij ten einde zijt.
Verveelt het uw gesicht, ick sal 't u leeren lesen
Soo datgh'er van gevoedt en noijt versaedt sult wesen:
5[regelnummer]
Leest dese Blad'ren eerst, en dan Simonides;
Syn Leven en sijn Boeck zijn al de selve Les.
8. Apr.
| |
Aen DirckGa naar voetnoot4).Dirck, vraegd' ick, hebt ghij niet meer voorraeds van verstand
Dan dat u een quaed Wyfs paer handen overmant?
'k Neem dats' u altemet wat krabbelen, wat nood ist?
Wat nood? sei Dirck, het zijn thien Naglen aen mijn Dood kist.
25. Apr.
| |
Aen ClaesGa naar voetnoot5).Claes, hebt ghij wel een' gouden Ring
Sien blincken in de snuijt van een beslobbert vercken?
't Is een aenmerckens waerdigh ding:
Ey lett eens op uw Wijfs schoon aensicht en haer' wercken.
28. Apr.
| |
[pagina 80]
| |
Ad Nic. HeinsiumGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.Quas Furstenbergio duplici pro munere grates,
Heinsiade, dudum debeo multiplices,
Reddere quod cesso; non est ignauia, non est
Ingenui torpor nescius officij:
5[regelnummer]
Succumbunt oneri vires; nec Praesule summo
Digna valent vietae prodere verba manus.
Perstringunt oculos tantae virtutis in uno
Splendor et ingenij gloria tanta viro.
Heinsi, noster amor; miserere fatentis amici,
10[regelnummer]
Musarumque diu segnis ad arma senis;
Interpone tuas operas, succurre potenti
Eloquio et quâ ter maximus arte vales,
Siue libet vincto versum pede, siue soluto
Legibus et quali Tullius ore loqui.
15[regelnummer]
Elige quâ placeas; nullâ non dote placebis,
Nulla patrocinio non erit apta meo.
Redde Viro grates Batavas, de pectore natas
Nempe meo, Batauo pectore, candidulas.
Adde (quod ex imis testor manare medullis)
20[regelnummer]
Ni Patrios turbent arma nefanda lares,
Me Paderae fontes, me Principis ora stupendi
Visurum propero praecipitique pede,
Cuius in his Venerem libris amplector, adoro,
Horreoque et Veterum duco cuique parem.
25[regelnummer]
En erit illa dies, quâ felicissimus hospes
Castalio possim fonte leuare sitim?
Scilicet ut toto me flumine Furstenbergj
Proluam, et excelsi persequar oris epos?
Si quid ab obscura sperari nocte futuri
30[regelnummer]
Dispensata Dei numine Fata sinunt,
Ibimus, Heinsiade; modo non invitus eunti,
Vel pede, vel calamo, proximus ire pares.
Elige nunc etiam, calamo an pede junctus amico
Malueris comes, an non comes esse viae.
35[regelnummer]
Nempe tuâ quâvis operâ, quâcumque sub umbra
| |
[pagina 81]
| |
Sacratam Musis tutus adibo Domum.
Si te praesentem nec tu nec Epistola praestat,
Aegide me qualicumque Poeta tegam.
Aegide quâ censes? quâ nil monstrosius aetas
40[regelnummer]
Vidit apud Batavos prisca, nec ista videt.
Codice nimirum quo me vernaculus autor
Liuori expositum non bene sanus eo;
Codice, qui libris immani mole molestis
Sacra novem triplicat nomina Pieridum.
45[regelnummer]
Hoc umbone puta, frontemque oculosque pudentes
Muniam, et obducto vertice congrediar.
Accipe qua discas, addam, quam prodigus illas
Aureolas in me dilapidâris opes,
Accipe, et obserua quam cui tua munera dones
50[regelnummer]
Non poterat nostrâ vilior esse manus.
Magne Vir, hoc tanti est, quicum commercia nectas
Nosse, cui pandas limen amicitiae:
Doctior es multis, nemo te: disce quid ex me
Proficias; iam te doctior esse potes;
55[regelnummer]
Doctior, ingemino, quia cautior, et male sparso
Rumori posthac fidere difficilis.
His propere dictis, Heinsi, vestigia porro
In Patriam retro versa repente feram.
Scilicet absentes leuius censoria tangit
60[regelnummer]
Virgula praesentes quam solet illa reos.
Barbarus est Paderae sermo tuus, exterus, inquis,
Extera et in ventos irrita verba dabis.
Esto: librum dedero, quem Furstenbergius, olim
Omnia qui legit, non legat ipse velim.
65[regelnummer]
Barbarus ut fuerim, jam non ingratus habebor,
Omnia qui nequeam, si volo, pene dedi.
Dum loquor, affertur dirus de Milite rumor
| |
[pagina 82]
| |
Proxima quo Patriae finibus arva tremunt.
Obmutesco, silent, trepidant fugiuntque Camoenae:
70[regelnummer]
Non queo, non libet his addere plura. Vale.
IV. Id. (10) Iun. fun.Ga naar voetnoot1).
| |
Spaed berouwGa naar voetnoot2).Ick weet niet of Andries de Bruyd t'oud of te jong is,
Te geck, of oock te wijs: hij wouwse geern ontslaen.
Maer, seght sij, 'tknoopje wordt met tanden niet ontdaen,
Dat met een touwtien is gebonden als een Tong is.
27. Iun.
| |
Aen Claes quistGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.Claes, wilt ghij leven soo ghij leeft,
En blyven geven soo ghij geeft,
En blijven teeren sonder winnen,
Al hebt ghij veel min als vijf sinnen,
5[regelnummer]
Leert des' acht syllaben verstaen;
Ghij sult niet ver gaen, maer vergaen.
1. Iul.
| |
Op het kloeck verweeren der stede Aerdenburgh tegen de FranschenGa naar voetnoot4).Waeckt op, flauw Holland, en ghij lauwe land-besorgers,
Om onbesweken deugd voor desen hoogh geacht:
Herschept den ouden moed, vertrouwt des Heeren macht,
En siet wat die vermagh alleen met Aerd en Borgers.
3. Iul.
| |
[Prendre dans un jour la Lorraine]Prendre dans un jour la LorraineGa naar voetnoot5),
La Comté dans une semaine,
Et scavoir réduire en un mois
La Hollande aux derniers abois:
5[regelnummer]
Quand après de tels coups on suit sa destinée
Pour conquerir l'Europe il ne faut qu'une année.
August.
| |
[pagina 83]
| |
Gevonden maegschap.Dirck noemt den Prins sijn neef van over hondert jaeren.
Geckt met dien Adel niet; Dirck is een loose loer,
En soo verr gaet het vast, dat Dircks vrouw Grootemoer,
En 's Princen Grootemoer twee Grootemoeders waeren.
11. 7b. (Sept.)
| |
Ad Nicol. Heinsium epistoliumGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.Ad Paderae fontes quid agit meus Heinsius? ecquid
Furstenbergensi non grauis hospes Hero
Adsidet, ac doctis auidam sermonibus aurem
Implet, et impleri sentit amatque suam?
5[regelnummer]
Ecquid apud magnum non dedignatur Amicum
Et nostri leuiter nominis esse memor?
An nihili sumus absentes, nec quae sit habenda
Obliti ratio suppetit Hugenij?
Ille quidem senio et sibi vim facit et pedes ad vos
10[regelnummer]
Ignotum pedibus non pede tentat iter.
Claudis, ecce, malis pedibus: non qualibus, Heinsi,
Non, Furstenbergi, qualibus ire soles,
Qualibus hunc orbem solitus percurrere tandem
Vester et ad Coeli sidera scandit honor.
15[regelnummer]
Sed Batauis, sed cum Patriâ languentibus, eheu!
Indignis Patriâ se lacerante modis.
Addite, quod strictis miserae mucronibus instat
Conjuratorum foedus utrimque furor,
Conjuratorum (pudeat Diademata) Regum,
20[regelnummer]
Cui male perdendae par foret una manus.
Has inter populi Patrumque animique procellas
Quae vacet aut faueat Musa miserta mihi?
Nulla fauet; lyra conticuit, flentesque Camoenae
Afflictum trepide deseruere senem.
25[regelnummer]
Quod potui en nugas senij simul atque juuentae
Uno terribili Codice composui,
| |
[pagina 84]
| |
Ut semel hic cessem doctos obtundere. De me
Nempe nihil posthac quod timeatis erit.
Nunc quoque, ne dicar falsi reus, et noua vestris
30[regelnummer]
Auribus insultet garrulitas, taceo.
21. Octob.Ga naar voetnoot1)
| |
Aen ioff.w Louise Cornelia Noté, met mijn boeckGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.Kees Knol, hier zijn mijn' Korenbloemen,
Beproeft eens of gh'er smaeck in vindt:
Al mooght ghij dit met eeren noemen
In groot gewicht een hand vol wind,
5[regelnummer]
Van een ding derv ick mij beroemen,
't Is wit papier en swarten Int.
29. Oct.
| |
Aen mevr. Sypestein. Met het selveGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.Acht mijn present niet al te licht;
Het is een saeck van groot gewicht.
eod.
| |
Aen ioff. M. Casembroot. Met het selveGa naar voetnoot4).De Dichter van dit lompe werck
Gingh geerne met een' huijck te kerck
Van wat verdraeghelick te rijmen:
Soo heeft hij 't in moij leer doen lijmen
5[regelnummer]
Van voor en achter trots vergult.
Hier is het oude woord vervult:
Siet en doorsiet veel' Haegsche Heeren:
Wat maeckt den man? alleen de kleeren.
31. Oct.
| |
Aenden predicant Simonides. Met het selveGa naar voetnoot5).Wat dunckt Simonides?
Verdien ick niet de less
| |
[pagina 85]
| |
Die 'k eertyds van hem hoorden
Dat over ydle woorden
5[regelnummer]
Elckeen te wachten zij?
'K vrees jae: en stell hem vrij
Met dese twee paer snoeren
Mijn' mallen mond te snoeren,
En werpen 't ydle Boeck
10[regelnummer]
Te schimlen in een' hoeck.
4. Nou.
| |
Aenden predicant Vollenhove met het selveGa naar voetnoot1).Waer henen, Boeck van als? wat derft ghij u beloven?
Een groote Welkom, en veel dancks van Vollenhoven?
Ick vrees, uw' hoop is los, en all' uw' gissing vals:
Tot Vollenhoven is te vollen Hof van als.
eod. 4. Nou.
| |
Grafschrift van mijn lieve kinds kindje Susanne Constance Doublet, overleden 11. nov. 1672Ga naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.Dat hier light, was een mensch, daer in des Heeren hand
Handvollen over hoop van gaven had geplant:
Vernuft en wetenschap en overvloed van reden,
Bevallicheit in schoon' en recht geschapen Leden,
5[regelnummer]
Beleefde vreugd' en deugd, en ongemeen verstand
Van soete besicheit en sondeloose zeden,
En al wat in een mensch te wenschen was, in maer
Een aenvang van een mensch, een kind van negen jaer.
12. Nou.
| |
[pagina 86]
| |
Aende moederGa naar voetnoot1).God haelt uw' kinderen soo dicht als hijs' u sendt:
Dit 's nu de derde reis; werdt ghy 't noch niet gewent?
eod.
| |
Ad episcopum Paderbornensem cum poesi mea BelgicaGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.Suscipe, summe Virûm, sedes ubi fata quietas
Ostendunt Musis, si patiare, meis,
Suscipe perculsas: fugiunt lituosque Tubasque
Duraque virgineis auribus arma virûm.
5[regelnummer]
Serua turbato profugam cum vate catervam.
Heinsiadae longe laudibus inferior,
Inferiora peto: si non licet hospitis esse
Exulis ad Paderam sufficit esse loco.
Nempe cui tecum dederis consuescere tali
10[regelnummer]
Quis non in portu naufragus esse velit?
14. Nou.
| |
[Flos de flore satus jacet hic sub marmore, virtus]Flos de flore satus jacet hic sub marmore, virtusGa naar voetnoot3)
Ipsa sub humani pulchro velamine vultus.
| |
[pagina 87]
| |
Backers wett.Die tot den Backer wil betalen,
Magh tot den Backer wel bet halen:
Maer eerst den Kerfstock wel voldoen,
En dan den Broodkorf weer vol doen.
23. Nou.
| |
Op den wegh na den hemel langs de hell, beschreven door d.S. SimonidesGa naar voetnoot1).Ten Hemel langs de Hell? die Leer luijdt wonderbaer:
Hier, echter, werdt sij wis en waer bewesen: maer,
Voor-schrijven en voor-doen zijn verr en wijd verscheiden.
Geraeghe Christenen, die licht met een van beiden
5[regelnummer]
Niet te versaeden zijt, soeckt ghij de volle less?
Doorleest dit voorschrift eerst, en dan Simonides.
30. Nou.
| |
Op de zieltochten en zede-sangen van Hieronymus SweertsGa naar voetnoot2).Ick, die, de ziel-sucht ongewent
Soo David-lijck te hooren singen,
| |
[pagina 88]
| |
Eerbiede, Sweerts, uw' eerstelingen
Als Psalmen van 'tniew Testament,
5[regelnummer]
Beklaegh' in 'tBoeck niet, nu 't gemein is,
En elck ter goeder uer bekent,
Dan dat soo grooten werck soo klein is,
En 'teerste Dicht soo dicht aen 'tend.
13. Decemb.
| |
Met mijn boeck aen ioff.w ..... die mij een present van schelpen in mijn' coets had doen leggenGa naar voetnoot1).Uw kostelick bedrogh, en waerder waer, voorseker,
Als dien, eens Benjamin oock aengepackten Beker,
Betael ick met een swaer gewasch uijt mijnen Hof,
Maer binnen gestoffeert met lichter stof als Stof.
5[regelnummer]
Die schael en hangt niet recht: belieft u dat in 'twegen
De Tong in 'thuysjen stae? ghij sultse licht bewegen
Met van uw' goede gunst soo veel ghij missen kont;
Leest datter niet en voeght als offer beter stond
En maeckt medoogen voort wat meester van uw oordeel,
10[regelnummer]
Met weer een niew bedrogh raeck ick twee mael in 'tvoordeel.
30. Dec.
|
|