Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend7052. J. de Huybert. (H.A.)‘Gelijck als grootemoertgen eene edele dame is, om punctuelijck naer te komen en executeren de beveelen van ons illuster grootevaertge, zoo heeft deselve mij oock vereert en toegesonden een verjarinchgedichtGa naar voetnoot5), bij een heer gesongen, wiens weergae Hollandt weijnich heeft voortgebracht ende waervan de sterckte van geest in de tachtig jaren vrij hoogher vlijgen en haer selven tot vrij hoogher dingen uijtreijcken als in de bloeijende jaren; want te konnen spreecken en roemen van den uijtganck, van den uijtganck van sijn eijgen leven is een waerachtich bewijs van de hoope, die in ons is.’ Nogmaals vriendelijk dank! Als wij in dezelfde plaats woonden, zouden wij elkander zeker dikwijls opzoeken, ‘klimmende met den anderen op Parnassus bergh.’ ‘Van de bloedege bataillie van mijne Anna Genoveva sal bij gelegentheijt u.w. Ed. nader adviseren, alhoewel die bataillien niet soo bloedich zijn als te Seneff en ontrent S.t Omer, want den heer van CranenborchGa naar voetnoot6) die qualiteijt heeft soodanige accidenten te snijden en genesen sonder eenich, ten minsten weijnich bloetstortingen.’ En verder moeten wij op God vertrouwen. Middelburch, den 29 Meije 1677. |
|