Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend6368. Aan J. SauzinGa naar voetnoot1). (H.A.)Ik heb er over geklaagd, dat men ons voor onze eigen werktuigen van de Munt wil laten betalen, en men zal er over spreken met den heer de Gault. Ik heb nog, zooals uit het bijgaande stuk blijkt, een paar gewichtige veranderingen weten te bewerken in het laatste besluit aangaande de MuntGa naar voetnoot2); laat het nu maar gauw enregistreeren. Aan de Prinses Douairière heb ik voorgesteld, en zij heeft het goedgevonden, dat er in Holland een portret zal worden gemaakt van Z.H. in profilGa naar voetnoot3); uwe graveurs hebben dan een goed voorbeeld, beter dan het malle ding, dat ge mij hebt toegezonden. De Prinses maakt er terecht aanmerking op, dat de heeren van het Parlement en van het Bureau brieven richten aan Z.H.; deze is nog niet meerderjarig en de voogdij is nog niet opgeheven. A Paris, 12o Dec. 1664. En billet apart. Laat boven staanden brief lezen aan het Bureau. Sylvius, die hier is, zegt, dat bij zijn vertrek de heeren het besluit van den Koning, dat ik u had toegezonden, nog niet hadden gezien. |
|