Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend6015. Aan den raad van den prins. (H.A.)aant.In gevolghe van mijn jongste schrijvens van den 12en deser hebben sich mijn soon ende M. Chieze door den predicant RiconetGa naar voetnoot2) laeten geleiden ten huijse, daer de bewuste papieren wierden gesecht heimelijck gebracht te wesen, in allen schijn oft de communicatie derselve een' dangereuse saeck waere voor deghene, die se besitten, ende met dusdanighe grimaces geern op de hoogste merckt wilden brengen. Wat slagh van coopmanschap sij aldaer gevonden hebben, sal het U. EE. gelieven te vernemen by het verbael hiernevens gaendeGa naar voetnoot3), 't welck ick noodigh gevonden hebbe haerluijden van haer wedervaeren te doen instellen, om in tijden ende wijlen tot onser aller descharge ende onderrichtinge te moghen dienen, wanneer naer desen eenigh niew gerucht van desen wonderlicken schatt moghte komen gemaeckt te werden, daerin doch niet als copijen en werden bevonden van dingen, die men in alle Hoven van justitie kan bekomen. Niettemin blijve ick van sin, dit verbael neffens andere vorighe memorien aen la Pize te senden, ten einde hij daerop een' formele deductie | |
[pagina 525]
| |
instelle tegens het pretense recht van die van la ChambreGa naar voetnoot1), sulx hem licht om doen sal wesen, gelijck hij mij, voor desen in den Haghe zijnde, promptelijck ende in 't gros byeen heeft gestelt de principale argumenten voor ons tegens het Huijs van Longueville militerende, alsmede sijne bedenckingen op ende tegens de astructie van de souvereiniteit van Orange ingestelt by den heere Graswinckel, daerin gewisselyck, volgens sijne aenwijsinge, verscheiden grove misslaghen zijn, die tot merckelyck achterdeel van S. Hooch.ts goede saecke opgenomen ende geemploijeert souden konnen werden. Ick sal van beide copien doen maken ende den H.e greffier Busero toeschicken, om op haere | |
[pagina 526]
| |
behoorlycke plaetse bewaert te werden. My staet voor syne E. tertijts ter hand gestelt te hebben de schrifture a.o 1639 ingestelt door den ouden Barry, advocat tot Montelimar ende broeder van den president van denselven nameGa naar voetnoot1), tegens Molinaei Consil. 51, a.o 1546 gegevenGa naar voetnoot2) in faveur van het Huijs van Longueville tegen ons, ende waere mij lief, bij gelegentheit een copie daervan alhier te mogen hebben, komende mij nu en dan occasien voor, daerin ick diene met fondement van S. Hooch.ts recht onderricht te wesen. Endtelick ende in gevolghe van haere Ho.ts ende U. EE. ordre heb ick voor twee daghen een briefken van credit ontfangen voor de somme van 6 m. gld., van dewelcke ick d'eerste vierdusend promptelick hebben moeten doen lichten tot rembourssement van penninghen op mijn credit ontfangen. Binnen veertien daghen, seght mij M. Vlack, dat ick noch een dusend gld. sal moeten hebben, ende de reste ontrent een' maend daernaer, sulcx ick U. EE. bidde in gedachten te willen houden, schrijvende van gelijcken aen den H.e thresorier ArdesGa naar voetnoot3). - Voor het voordere gedraghe ick my tot hetghene U. EE. in mijne depesche aen haere Ho.t sullen vinden, blyvende ..... Parijs, 19en Jan. 1663. | |
[Genealogie noot 1] |
|