Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5769. Prinses Amalia van Oranje. (H.A.)Het is treurig, dat de zaken niet verder komen en er in het vorstendom allerlei onwettige daden plaats hebben. De heer Sauzin had wel eens de commissie en de instructie van den heer de PorteclaireGa naar voetnoot5) mogen overzenden. Ik keur de wijze, waarop gij met Porteclaire gesproken hebt, volkomen goed; als hij verstandig is, zal hij nu zijn plan wel opgeven. Misschien is het hem echter om wat geld of om een geschenk te doen, op dezelfde wijze als Sylvius in Engeland. Uw verbaal heb ik aan den Raad laten lezen; het was niet kwaad, als het naar Engeland werd gezonden, dan zou men Porteclaire van daar naar Orange terug kunnen sturen, want hij heeft daar niets te maken, omdat ik voor de geheele voogdij optreed. En ik heb zijne aansporingen niet noodig. Toch moeten wij hem niet verbieden naar Engeland te gaan, anders zoekt men er nog heel wat achter. Ik zend u hierbij afschrift van een brief van den kanselier van Engeland, van een anderen van den heer de Porteclaire en van een derden van de heeren van het Bureau te OranjeGa naar voetnoot6). De laatsten doen, alsof zij de beide brieven van den Koning van Engeland niet ontvangen hebben. De Raad zal u schrijven over de rekeningen van Beauregard. De la Haye, ce premier Mars 1662. |
|