Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5615. W. de GrootGa naar voetnoot6). (R.A.)Mij is ten hoochsten aengenaem geweest U Ed. hand ende signatuyre te syen, maer hadde mij noch veel aengenamer geweest U Ed. persoon alhyer te mogen verwellecomen, insonderheyt soo nae hyer by zyndeGa naar voetnoot7), 't welck ick versoecke alsnoch te mogen geschyeden; wij sullen te samen eene fortune loopen, ende gelyckelyck t' huys comen. Wat mij aengaet, ick ben hyer spemque metumque inter dubius, seu vivere credam, sive extrema patiGa naar voetnoot8). Dit kan ick U Ed. seggen, dat de heer de Vic in het poinct van de recommandatie soo verre gedaen heeft als mogelyck is, jae dat hy Syn Ma.t van Groot Bretaigne door den grave van OrmondGa naar voetnoot9) bij den president ende anderen heeft doen ageren, dat ick met de advocaten sooveel tot de schriftuijren hebbe bygebracht, als ons doenlyck geweest is, ende dat wy nu nyet meer daertoe en weten te doen. Wy hebben van dese weecke twee debatten of raisons d'impertinence gemaeckt tegen twee requesten civile, met seer veel stucken by partyen geproduceert, ende alsoo partye noch een derde requeste civile overgaf, om den heer van ErpsGa naar voetnoot10) te doen overleggen de missive by mevrouwe de Princesse Douagere aen hem geschreven, soo syn wy eyntelyck geresolveert mede een derde request civile te presenteren om, sooveel het nood zy, maer verders ofte anders nyet, | |
[pagina 322]
| |
gereleveert te werden van het schryven van de voorss. missiven ende alle andere acten, die nae een ratificatie souden mogen smaecken, om het argument de defectu mandati te mogen behouden. Ende alsoo wij soo van d'een als d'ander eenige objectien hadden verstaen, soo hebben wy goet gevonden noch een advys van de professoren van Leuven te doen halen op een Latyns quaeritur by ons ingestelt, waerom den prince van PortugalGa naar voetnoot1) selver na Leuven is geweest, ende ons hetselve op huyden gebracht heeft, dat wy morgen voor een motyf meenen over te geven. Op gisteren hebben de heeren alles afgelesen gehad, ende zyn op huyden aen de resumtie ofte repetitie van de redenen ten wederzyden gevallen, soodat de saecke nu ἐν ἄϰ;μῃ staet. Wij meenen op Maendach sententie te hebben, want wij oordeelen, dat tot morgen den tyd te kort sal zyn, ende hebben albereeds voor de rechters al vyfftienhondert gulden betaelt, ende sullen op morgen noch dryehondert gulden moeten betalen, waerop wy een goede sententie verwachten. Ick en sal nyet nalaten U Ed., soo rasch wy eenige seeckerheyt hebben, daervan te adverteren, nyet twyfelende, of U Ed. sal ten minsten tot Maendach overblyven, als wanneer ick des avonds meene te schryven, of eerder, soo het mij mogelijck is. Den prins van Portugal doet seer grote devoiren in onse saecke, waerom ick seer verblyd ben, maer weet echter nyet, hoe ick het met denselven nopende syne liquidatie hebben sal, want wy nopende de somme, dye hy hebben moet, wel eens zyn, maer is my door de heeren van den Rade een hoop quitantien toegesonden van penningen, dye Syn Ex.tie heer vader uyt handen van den thresorier VolbergenGa naar voetnoot2) heeft ontfangen, dewelcke de heeren meenen, dat ick hem soude moeten korten, daertoe Syn Ex.tie geensints verstaen wil, seggende geen erfgenaem te zyn van syn vader, dije noch leeft, ende dat men hem dye somme aen syn rente kan korten, dye hy noch hebben moet, ende heeft daerover een heevigen bryef geschreven, dye ick aen de heeren van den Rade hebbe overgesonden, sonder eenige antwoord daerop gekregen te hebben, soodat ick nyet en weet, hoe ick van hem afcomen sal, ende ondertusschen soo dreygt hy wederom met syne executie te sullen voortgaen, ende Syn Hoocheyts paleys te koop te sullen stellen, versoeckende, dat UEd. my in dese saeck met synen raed gelyeve te hulpe te comen. Hyermede soo wil ick, na mijne dienstige gebyedenisse aen UE. ende met desselfs permissie aen den heer ende juffrouwen Duarte, God bidden, UEd. in syn heylige proctectie te bewaren. Tot Brussel, desen XIen Julij 1659Ga naar voetnoot3). |
|