Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 179]
| |
beroerten, soo door haere verthooninge als t'nemen van kleyne ende groote schepen. Gisteren voormiddach was hier in t gesichte, ontrent drye mylen van lande, doch vernemende, onse vlote naer Duyns geloopen wasGa naar voetnoot1), syn dadelyck met een doorgaende favorable wint daerop gevolght, soodat naer alle apparentie noch gister avondt, ten langsten desen nochtent, malcanderen in t gesichte sullen gecregen hebben. Uyt dese rescontre - indien ten wederzyden ernstelyck gemeent wertGa naar voetnoot2) - raecken wy over dat gansche werck, te voet ofte te paerde; dese see-ruyters tasten ons gevoeliger naer t herte als wel alle voorgaende oorlogen te lande hebben gedaen; soude mitsdien de kor[t]ste wel de beste ende verdraegelycxste vóor ons wesen. Ick ben verblyt, de domestycke oorloge van ons meesters huys sich beginnen tot een accomodement van goede intelligentie te herstellenGa naar voetnoot3). |
|