Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 68]
| |
5101. Aan J. DedelGa naar voetnoot1). (K.A.)Ick hebbe met genoeghen verstaen, dat het meerendeel van de heeren van den Hove de moeijte heeft willen nemen van te doorsien hetghene ick onlanx in geschrifte voorgestelt hebbe over het subject van de illustre tuteleGa naar voetnoot2), met dewelcke sich haere E. tegenwoordelick bemoeyt vinden. Noijt en hebb ick konnen hopen, dat daeruijt promptelick souden ontstaen die effecten van volle vrede, daerom soo seer te wenschen staet. Maer oock en hadd ick min te gemoet gesien, dan dat sich ijemand van mijne welgemeende debvoiren soude formaliseeren, als oft ick de vrede pretexerende met inique voorslagen d'een oft d'andere conditie eensydichlick sochte te verkorten. God weet wel, hoe verre sulx van mijne gedachten is, maer mij heeft gedacht, dat het de wereld mede weten most, ende van alle anderen welgemelte heeren van den Hove, die ick in desen, als allom elders, voor mijne competente rechters geern erkenne. Daertoe strecke dan de copie hierneffens gaendeGa naar voetnoot3). Ick wenschte, dat haere E. geliefde daer in te sien en wel te overwegen de naerder middelen, die ick voorslae, ten einde dese hooghe partijen de tutele in questie met alle gemack ende vriendschap ende sonder d'een oft d'andere minste prejudicie moghten waernemen ende administreren. Mogelick oft men oordeelen konde, aliquid vel olitori opportune excidisse, ende ick wellicht het geluck moghte hebben van een klein toepad aengewesen te hebben naer de vrede van dit geaffligeerde Huijs. Emmers hebb ick daertoe soodanighe relatie, dat ick geloove, niemand in mij met reden sal misduyden, soo ick opentlick persistere in den dienst ende inviolable getrouwicheit, die nu ick ende de mijne verre over de hondert gedurighe jaren aen 't selve hebben gedaen ende bewesen. Laet het niemand daervoor houden, dat het vergeefsch zij van accommodatie te spreken, daer deselve van eener zyde afgebroken schynt te wezen. Vrede ende vriendschap komen noyt t'ontijde, ende mogelick heeft U E. wel een accoord helpen maken korts voor de decisie van een groot proces. Men sal het aensien voor sulx als men will, ick voldoe myn gemoet, en verblyve ..... 16 Feb. 1651. Hierby gaet noch wat spels in quaden rijmGa naar voetnoot4), daerin ick meest sie op de algemeene nalaticheit in 't voorkomen van dese ongenuchten. |
|