Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 307]
| |
4343. J. van ReedeGa naar voetnoot1). (H.A.)De Staten van Gelderland hebben ‘mijn susters soon Jo. Frederick van Zuijlen van Nijevelt’ niet verlijd met een zadelleen, waarop hij recht meent te hebben; mijn neef heeft nog geen verlof gekregen, om tegen de Staten te procedeeren. Wilt gij Z.H. verzoeken aan de Staten te schrijven, dat hem dat verlof moge worden gegeven? Wij zijn hier nog steeds bezig met de geschillen, maar het komt niet verder, ‘doordien de stadt haere privilegien - nochtans contrarie haere ordonnantie - noch veel hooger stelt als voor desen, en men ons weijgert copije van die privilegien, maer wil men se alleen voorlesen, waervwt men geen recht verstant can trecken; en sullen wij de souvereijniteyt overgeven, soo moeten wij duijdelijck een anders recht weten, opdat wij ons voor onse posteriteijt connen verantwoorden. Den heere van der HolckGa naar voetnoot2) is gisteren gegaen nae den Hage. Ick vertrouwe, syn Hooch.t, volgens syne oude maximes, voor mijn een oore sal bewaren en de beste peerle van het stadhonschap niet laten afnemen.’ Utrecht, 13/3 May 1646. |
|