4337. J. de Knuijt. (H.A.)
Uit den nevens gaanden brief zult gij alles hooren, wat er hier sedert mijne terugkomst geschied is. ‘Wy prepareren ons, om onse negotiatie, is t mogelyck, noch dese weecke met Spaingen te beginnen; ter versorginghe van Syn Hoogh.ts particuliere saeken, resteren my noch eenige pampieren, die ick vertrouwe, de heer greffier Buysero alreede sal affgesonden hebben. Dan my is leet, d'occasie, die ten voorss. fine vooralsnoch gansch favorabel voor Syn Hoogh. doorluchtich huys schynt op te doen, niet naer genegentheyt ende merites mach gebruijcken. Gelyck Syn Hoogh.t genereuselyck ende te rechte wel oordeelt, soo is de reputatie ende eere meer ende kostelycker als alle de schatten van de weerelt; evenwel is het swaer, een huijs van soo hooghe ende onwaerdeerlycke meriten, door soovele periculeuse swaricheden [aen] goet ende bloet opgeleght, met een vergetenheyt te recompenseren, insunderheyt ontrent den tyt ende occasie als een yder syn rekeninghe sluijt ende de recompense van syne intrest opleght’. Uyt Munster, den 8 May 1646.