Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4268. J. de KnuijtGa naar voetnoot7). (H.A.)‘Uw E aengenaemen neffens Syn H.ts genadich aenschryven van den 6en deses, met Haere Hoogh Mog. berispinge over de lange communicatie van t'gepasseerde alhier, is ons gisteren wel behandicht. De man was onder de gedeputeerden niet te vinden; de suspitie echter, uijtGa naar voetnoot8) mijne ende onderlinge | |
[pagina 280]
| |
discourssen groeyende, brengende d'affirmatien allenckens tot moderatie te dalen, gelyck d'een ende d andere een weynich van t'synne, soo begonde wel vraeghsgewyse wat van t'mynne te openen; tsamen byeengebracht, wasser noch niet besunders gepasseert, dat eenige secretesse vereijschte, en mitsdien t'onrechte geculpeert Haere Hoogh Mog. daerover behoorden te antwoorden. Den ernst daertoe gepassionneert aengroeyende, als nu op den hooghsten top was gebracht, ende geexamineert naer syn merite de redenen, die daerover aen Haere Hoogh Mog. t'onser defentie te schryven hadde, is eyndelinge goet gevonden van beter gelaten als gedaen, daermede te sucxcederen ende de voorss. beschuldig[ing]e in onnooselheyt te verslijten. Ick hope evenwel, door dese gijsGa naar voetnoot1) alle de hondert sullen leeren oppassen ende haer voor toecomende sullen vermyden; de faulte is niet sooseer by de schryvers, die gaerne somwylen aen haer vertrouste vrinden wat souden mededeelen, als wel by de vrinden selfs, die haere[r] vrunden vruntschap qualyck menageren ende niet en dencken, dat men haer seght, niet yder wil t geopenbaert hebben. Doch dewyle soodanighe berispinge uijt een jalousie ende verkeerde pernitieuse acten somwylen voorcompt, daervan liever met Uw E. mondelinge soude spreecken, soo wenschte wel voor den dienst van Sijne H.t ende wt verhoudinge van soodanige pernitieuse acten, die voordesen wel syn gebruyckt, ende niet eer off jegenwoordich in swang gaen, Uw E. gelieffde den post te gelasten ofte wel te obligeren, mynne brieven, ofte eenige andere aen Syn H.t te schryven, in eygen handen van UEd. mochten gelevert werden. Vermits den post mergen voor daege noch ver[r]eyst ende alomme vele te schryven hebbe, ben genootsaeckt geweest met een loopende penne aen Syn H.t te schryven, oock de neffens gaende copie door twee diverseGa naar voetnoot2), doch vertroude, handen te doen copieren ..... Uw Ed. sal mogelyck, met vele andere voorsichtige ende ongepassionneerden, oordeelen, [dat wy] geduyrende soo vele concurrerende saecken ende intressen noijt favorabeler occasie van den hemel te verwachten hebben, als nu jegenwoordich sich soo gunstich offereert, om voor den Staet alles genouchsaem naer wensch uyt te wercken. Indien [wy] t' iser niet en smeden, dewyle het heet is, duchte [ick] daernaer [het] t' onser intentie difficilyck te buijgen ende passen sal syn. Vermits d'ambassadeurs van Vranckryck over de conferentie, die [de] Sweetschen met de Keijserschen breeder nemen ende haere negotiatie verder avanceren als[wy] wel verwacht, ende onderlinge oock geconditionneert hadden, is Mons. d'Avaux gisteren naer Osenbrugge vertrocken; de heer grave Maurits vertreckt morgen, met intentie om drie a vier dagen hier door wederom naer Wesel te keeren’. Wilt gij de bijgevoegde stukken en artikelen aangaande de particuliere zaken van Z.H. aan dezen laten lezen en vragen, of zij zoo goed gesteld zijn? Zoodra ik hoor van Lingen en van ‘de Grave’ zal ik die stukken ook opzenden. ‘Ick sal bearbeyden, Syn Hoog.ts particuliere affairen met soodanige voorsichticheit te beleyden, als eenichsints mogelyck sal syn, maer alsoo sulcx niet mogelyck is, sonder kennisse ofte ymants communicatie, die buyten verwachting ende mynne intentie soo onvoorsichtich quame te menageren, dat daervan ijet quame t'esclateren, bidde alles ten besten gelieff te helpen duyden; op myn defaveur kan alles gevonden werden’. Uyt Munster, den 11 Febr. 1646. |
|