Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4119. D. de Wilhem. (L.B.)Ik ben zeer getroffen door den dood van onzen vriendGa naar voetnoot3) en mijne vrouw is er heelemaal door van streek, zoozeer dat wij heel voorzichtig met haar moeten zijn. De heer BockhorstGa naar voetnoot4) schijnt de zaken te zullen redderen. Ik zou niet gaarne willen, dat mijne brieven aan den gestorvene in handen kwamen van den heer Rivet, want dien heb ik wel eens een weinig belachelijk gemaakt. Het geschil tusschen den raad en den thresorier van Z.H. is nog altijd aan den gang; er zijn erg gekke dingen bij die papieren. Gij hebt zeker het boek al gezien, tegen Rivet geschrevenGa naar voetnoot5) en waarvan Grotius de schrijver heet. Op blz. 237 wordt gij bedoeld. Er loopt een gerucht, dat de Infant van SpanjeGa naar voetnoot6) zou huwen met de oudste dochter van Z.H. De heer van NederhorstGa naar voetnoot7) is raad van Z.H. geworden. De la Haye, ce 19 de 7b (Sept.) 1645. |
|