Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend4080. P. de VoijsGa naar voetnoot8). (L.B.)Hebbende gesien, Menheer, de fantasi van Monsieur BeerGa naar voetnoot9), die u glieft | |
[pagina 194]
| |
heeft ons toe te senden, vinde deselleve exselent wel gemaeckt; heb se aen mijn soonGa naar voetnoot1) gesonden, die meenden, dat ick se gemaeckt hadt, also het mijn stijel seer gelijck is. Bedanck Menheer seer voor het favuer; sullen orsack nemen om van onse dangbaerheijt meerder obiligaci te maken, nademael daer weder een orgeldienst vakant is, te weten van de HolanseGa naar voetnoot2) kerck tot Leijden, waernaer mijn swaerger neffens andere me nae staedt, ende, want Mijnheer wel weet, dat het kuppen verder gehoort woort alss het orgelspelen, hoewel dat het sooveel kunst nie en is, soo souden wij wel otmoedelick en kopije, geseijt een briefken van rekommandasi, van Menheer versoecken aen de heeren borgemeesters van Leijden, dewelcke sijn dese met namen: PaesGa naar voetnoot3), HogevenGa naar voetnoot4), KetGa naar voetnoot5) en BaesderropGa naar voetnoot6), so se Menheer bekent sijn, oft imant in bijsonder van deselleve, soude ons groetelickx tot vordeel kunnen strecken. T' is ons leet, dat wij Menheer in t midden van sooveel groete occupasi moeten moeijelick vallen, maer, want de ockasi daer is ende wij Mijnheers goede gunst tot ons soo menichmael geproeft hebben, soo hebben wij de stouticheijt genomen, om dit noch eens in t werck te stellen. Hiermede wensch U E gesontheijt tot salicheijt Ga naar voetnoot7) ..... Den 16 Augusti 1645. |
|