Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3907. J. van ReedeGa naar voetnoot6). (H.A.)Van Tromp heb ik antwoord gekregen. ‘Wij hebben met consent van den Coningh aen het Parlement een goetlijcken, eerlijcken voorslach gedaen, om de kercke wel te stellen; sie weynich apparentie, dat het sal worden aengenomen; men seijt, haer theologanten wijs genoch te syn om te adviseren ten besten, sonder wtheemsche. Interim cruijpen hier in alle secten, noch onlangs een, genaemt Antigospelers, tegen het Evangelium, als de Antinomianen tegens de wett. Ick verstae, dat Joachimi onder de handt in Holland werckt, om met ons daer te komen, t welck S. Hooch.t en den Coningh tot nadeel sal sijn; dient daerom belett’. Spreek er over met mijn broederGa naar voetnoot7) en met Musch. Zullen wij hier nog | |
[pagina 132]
| |
moeten blijvenGa naar voetnoot1)? ‘Hier is gans geen hope, dat het Parlement ons sal gebruycken, soodat het daerom niet behoeft te geschieden.’ London, 10 Martij 1645. |
|