Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3793. J. van ReedeGa naar voetnoot1). (H.A.)Die van den 27 Sept. is mij wel geworden. De aensichten van velen sijn hier anders geploijt als voor den 17 Sept. Ick soude den 20 mede hebben geadviseert, maer den brenger was mij suspect; hij hangt seer aen 't parlement en wilde gaen expres om een recompense te becomen van S. Hooch.t, die hy seyde het gepasseerde van Essex ten hoochsten aengenaem sou sijn. Ick vreesde, of hy S. Hooch.t daerdoor ongelijck mocht doen, want de tijden connen ijmant licht infecteren. Dit alles niettegenstaende soo spreeckt men van geen vrede, maer wel van byeenkomste, t welck niet sal opereren. Essex syn volck comt veel thuijs; ick heb haer(?) gesien, als een leger eens wert ontwapent, dat het soo veel is alsof het ware geslagen, want de meest[e] verlopen en de rest willen na huys, alsoo het veel trainbanden syn. Veel van Essex syn officieren maeckt men suspect, soodat men niet siet, dat hij licht weer aen volck raeckt, maer alles wert gegeven aen ManchesterGa naar voetnoot2) en WallerGa naar voetnoot3), die nu nae het westen syn ontrent Salsbury en Reding, om den Coningh te stuijten; haere legers bestaen oock vwt Independente officiere en soldaten, soodat, [als] die opinies hier soeken te floreren, adieu dan, gereformeerde religie. Syn Mat. heeft ingenomen Barnstable aen de zee in Devonshire, en de parlamentairise ontsett Montgomery castel in Walles, ende lord ByronGa naar voetnoot4) daervan geslagen en enige gevangen genomen. Wij connen noch antwoort becomen op haer Ho. Mo. gepresenteerde entremise, noch restitutie van de schepen, maer worden onderhouden met excepties en cavilaties, imaginerende myn weder te syn in universitate, en syn wij hier nae mijn oordeel inutiel en souden onsen tijt in de Hage veel beter connen imployeren. Ick heb hier van een oculist geleert schellen van d oogh te nemen, en alsoo ick enige bekenden heb, die daermede gequelt syn, soo verlange ick nae huys, om aen haer myne cure te proberen, die ick anders vrese de schellen soo dick sullen wassen, dat het daernae met perijkel gemengt sal sijn. London, 7 Octob. 1644. |
|