Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3722. P.C. HooftGa naar voetnoot5). (A.B.)aant.Terwijl U. Eed. Gestr. daar dondert en blixemt teegens 't Sas met groove stukken van metaal, dondren en blixemen wij hier met fijne stukken van kristaal, teegens U. Eed. Gestr. | |
[pagina 55]
| |
achteloosheit in 't stuk van woordthouding aan dit huis, dien d'eere van een bezoek belooft was, bij hantteeken en zeegelGa naar voetnoot1). D'een vermeet zich te bewijzen, met den beeker in de handt, dien hij aanneemt daarop uit te veeghen, dat de windt slechts anderhalf aaz meer weeght dan U. Eed. Gestr. D'ander wil staande houden met hetzelfste geweer, dat U. Eed. Gestr. wel drie aazen lichter is. De derde drijft, tot naadeel van U. Eed. Gestr. dat het veel meer scheelt, ende voeght er bij, noit tot noch toe gelooft te hebben, dat 'er ydel in de natuur was, maar dat hij nu, oovertuight door ondervinding, het teeghendeel bekennen moet, houdende U. Eed. Gestr. voor 't ijdel. Elk wat verzacht door 't drinken van den nectar, ons geschonken in haare laatst uitgekoome gedichtenGa naar voetnoot2), bidt daarentussen voor U. Eed. bekeering, ende maakt beurtelinx daarop, gelijk t'effens op haare behoudenis, en den ondergank van 't Sas, een versch vat van drie mutskens leedigh. Ach, moghte dat leedighe wat helpen, om U. Eed. Gestr. eens zoo leedigh te maaken, dat zij zich quaame te beleedighen tot voldoen van haare beloften, dat waare om op te vullen met vreughde, Mijn' Heere, U. Eed. Gestr.
Van den Huize te Muide,
|
|