Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
(1915)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |
3657. J. van ReedeGa naar voetnoot1). (H.A.)De Coninginne is gegaen naer VranckrijckGa naar voetnoot2); WarwijckGa naar voetnoot3) volchde haer met all sijn macht, sijn vice-admirael seer up haer Majesteit schietende, maer wel sijnde beseijld is tot Brest gearriveert, hetwelke hier veel doet omme dencken, dat Vranckrijck daer niet bij en sal laeten. Den Conink is ontrent Exeter met 12 m[ille] man, prince MauriceGa naar voetnoot4) met 8000 ende HoptonGa naar voetnoot5) ende GreenfieldGa naar voetnoot6) met een ander legher, sodat EssexGa naar voetnoot7) de principalste platsen, daerontrent ingenomen, weder heeft verlaeten ende wijkt nae de zee, allwaer Warwijck leijd met sijn vlotte. Of nu den Conink hem sall laeten passeren, verwacht men daegelijx te hooren. WallerGa naar voetnoot8) is gants geruineert ende niet bequaem om ijets te connen doen, ende [heeft] daerom veel vijanden becomen; heeft aen het Parlement up haer ordre mede gerefuseert te senden eenige paerden aen Essex. Vor Yorke in de battailleGa naar voetnoot9) sijn wel gebleven 10 m[ille] man, waerover de generaels schryven om niew volck en geld, daertoe alhier 12 m[ille] man word geprest, maer sullen die quaelijck door de unwillicheijt connen becomen. Prince RupertGa naar voetnoot10) is in Lankashire ende werd gehouden sterk 9000 paerden, behalven het voetvolck. Onse propositie aen het parlementGa naar voetnoot11) is in 't Engelsch in druck comen. Syne Ma.teit heeft door Essex op Woensdach lastleden een brieff gesonden aen het parlement, waerinne sijne Ma.teit presenteert den vrede ende versoch[t] commissarissen, welke vrede Essex het Parlement mede ten hoochsten aenraet. Up denselfsden dach quaeme mede een missive van de drie generaelen tot YorkeGa naar voetnoot12), daerinne sij mede tot vrede raeden, ende dat de gereformeerde religie mocht werden gestabiliert, die sij anders vresen dat perikel loopt. Hierup begint het volke gaende te worden ende, onmachtich langer te contribueren, om vrede te roepen. Nietteghenstaende onse groote devoiren worden hier daegelijxs de upgebrochde Nederlantsche goederen en schepen, willende naer 's Coninkxs havenen, vercocht. Wij hebben op onse propositie noch gheen antwoorde becomen. London, den 5 Augusti 1644. |
|