Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3324. D. van CassiopijnGa naar voetnoot9). (L.B.)‘Desen bijgaenden brijeff sal Uwe Ed. believen aen syn Hooch.t te behandigen; de andere nevensgaende geschriften hebbe in syn H.ts missive nyet willen sluyten; Uwe Ed. can deselve neffens den bryeff overleveren, als ook | |
[pagina 411]
| |
de rescontres van den predicant, met syn eygen hant geschrevenGa naar voetnoot1), hyerbij gaende, die soet sijn. Het singen van Te Deum laudamus in de kerck van Eyndoven en sall ick noyt anders noemen als cantica Cantelmi; het vermaeck, dat hy des Vrydachs nam in het clooster te Eyndoven by de monincken, heeft de predicant eensdeels aengeroert. Dan dit wordt my noch gesegt, dat hy vandaer het huys te Heesich wilde neemen, daernaer Crevecoeur, oock S.t Andries, vmdat het syn naem hadde. Hadde ock noch een matresse, die Geertruyda heeten, meynden G. Berge, ende so voort. Ick can noch nyet syen, dat syn desseynen so bijster groot syn. Hoewel my gesegt wordt naer het toesluyten van syn H.ts bryeff, dat hy noch meerder volck soude gecregen hebben.’ Het doet mij genoegen, dat Z.H. mij heeft laten zeggen, dat ik naar Geertruidenberg kan gaan, en kapitein RyswyckGa naar voetnoot2), die voor sergeant-majoor fungeert, te Nijmegen laten, want ik heb geelzucht gekregen en lijd ook aan graveel. G[eertruiden] Berge, den 21 July 1643. |
|