Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 396]
| |
3291. R. van NaerssenGa naar voetnoot1). (L.B.)Met brieven van den 27 uit Gendt wert mijn geadviseert, dat Cantelmo in als geen 4500 man te perdt ende te voet can bijeenbrengen; daermede moet hij van Blanckenborch tot Sluis, van Brugge tot Gendt, van Gendt tot t Sas, van t Sas tot Hulst ende dan tot Antwerpe de besettinge mede doen, except hy noch bij de 4000 boeren heeft; die soo tijt (?) sijn Hooch.t over de Leij ofte in t lant van Waes is, ofte eenige platse heeft genomen, datlijck haer geweer sullen needersmijten, gelijck sij diversche male hebbe gedaen, en ider loopt naer huijs om sijn famile ende goet te berge, al waer t maer 3 guld. weert, want sij niet gehoude sijn te blijven, alsser eenige troupe over sijn, dit is seeker, ende brenge alsoo soldaten ende al in confusie. Ick weete van seeker persoon van die binnen 4 dage daer noch was, sy van haer principaele platse soo hebbe ontbloot by nacht, gevende uit, sij moste convoij doen, dien sy niet connen half besetten, ende U Edel gelieve in consideracie te neemen, in gevalle Sijn Hooch.t tot FlupsinaGa naar voetnoot2) gaet legge, wat dat den viant can doen met 4 a 5 duisent man. Want de boeren acht ik meer schadig dan profytlijck voor den viant. Hoe is t mogelijck, hy de Leij, de vart van t Sas, Hulst ende het lant van Beveren can besetten, dat wy niet soude intrecken sonder pryckel; het geliefde Sijn Hooch.r mijn seer hardt voor te stelle, dat den viant conde volck brenge om ons deseyn te belette, daer ick van advis sij om te connen ofte intrecken, ofte de gewenste platse neemen. Hiertegen hebbe ick, dat wij in tien reyse daer geweest te sijn, sijn leeven geen gedachten en sij geweest noch commen sullen, menselijcker wijse gesproken, ende ick soude, waer t mogelijck, sijn Hooch.t versekeren, maer moste tot Flupina legge, anders conde gebeuren, dat den viant, om die Leije [te] versekren, volck daernaer toesondt, die ons in sulcken gevalle soude in t doortrecken bedriegenen, maer anders onmogelijck, dat wel te voorcomen is. Voortaen sal ick van post tot post nader advijse kryge. Vooral dient wel gelet, den viant was met weijnich volck te Selzaten, ende wij conde over de schorre ende ostrieseGa naar voetnoot3) polder daer comen, dat wij tusse 3 forties moeten, die malcandre met musket connen beschieten, als S.t Steven, S.t Loij en S.t Barnart, ende dat dicht bij [t] cartier van Selzaten. Ick hebbe eens bij gelegentheyt een persoon gesproken, die daer wadt voorhadde, maer gaet vrij los par advijs, ende die platse, die ick sijn Hooch.t voorstelle, connen wij sonder prijckel voor Hulst t Sas comen, mits den viant hem sal moeten separeren, [als] wij tot FhlupiaGa naar voetnoot2) maer legge, dit gaet seker. Hierop sal wachten, wadt Godt Almachtich ende Syn Hooch.t sal wille doen ..... 27 Junio 1643, Rotterd. Dese inclose gelieft aen Sijn Hooch.t te behandige. |
|