Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3238. Aan P.C. HooftGa naar voetnoot2). (L.B.)*Uijt den name van de vijf Haeghsche gasten, die sich om strijd beroemen van de groote beleeftheden aldaer ontfangen, bedanck ick U.E. ootmoedelick voor soo openhertigen gunst, aen allen gesamentlick ende ijedereen in 't bysonder bewesenGa naar voetnoot3). Wij willen ten uytersten trachten ons daervan met alle schuldighe diensten tegens U.E. ende Mevrouwe te ontlasten, hopende, dat het noch ten deele sal geschieden konnen voor ons optrecken, en dat U. EE. sich onbeswaert sullen vinden van de schade alhier eenighsins te komen verhalen, daer men op PasgeldGa naar voetnoot4) ende Hofwijck ernstelick nae sal verlangen. Om de verbintenisse van dien handel in swang te houden, light hier eene van niews gerijmde obligatie tegens het aenstaende jaerGa naar voetnoot5), maer en konde in dese doose niet, doordien noch de handen ende zegelen van partijen daeraen gebreken. Eerstsdaeghs sal ick die bestellen ende, soo ick vertrouwe, U. EE. beide des te meer prickelen, om betalinghe van oude schuld te komen halen, siende, datter wederom een niewe kerfstock gesneden werdt. | |
[pagina 375]
| |
Dryderhande vormsels van S. Hooch.ts wapen gaen hierneffens, daeruijt de snijder alle licht sal konnen hebben. My is leed, dat ick U.E. die moeijte niet vooraf en hebbe genomen, maer veel meer, dat ick mij soo langs soo onmachtiger vinde, om U.E. inderdaed te konnen bethoonen, uyt wat overvloet van herten ick mij noeme ..... Haghe, den 20en Aprilis 1643. |
|