Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3006. E. PuteanusGa naar voetnoot4). (L.B.)Ik kan mij begrijpen, dat de Prins weigert zich met de quaestie van mijn zoon Maximiliaan te bemoeien. Hij behoeft ook geene betrekking te hebben, nu hij zijne eigen goederen kan beheeren. Vroeger is hij vaandrig geweest. Mijn zoon Justus is nog steeds in oorlog met zijn schoonvader, die een slecht mensch is. Hij zal u mijn boek De anagrammatismoGa naar voetnoot5) zenden en u dan tevens schrijven. Het boek handelt over grammatica en ik koos den schuilnaam Eupantus, evenals vroeger bij mijn ComusGa naar voetnoot6), waarin ik de luxe bestreed. Hierbij gaat een Elogium, nl. dat op Keizer AlbertGa naar voetnoot7). | |
[pagina 288]
| |
‘Sed nunc ad litteras tuas venio, quas Anna Romeria tulitGa naar voetnoot1), digna profecto commendatione tuâ femina. Vicit officia mea humanitate suâ, ornavit praesentiâ Arcem, et me ingenij sui participem fecit. Sed si apud vos feminae tales, quales viri? Haec sane singularis est, quam non possum nisi Musam Belgicam appellare’ ..... Lovanij, in Arce, Postrid. Kal. (2) Junij M.IƆC.XLII. |
|