Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2932. Aan E. PuteanusGa naar voetnoot4). (K.A.) Lat.Tot mijn spijt kan ik Z.H. onmogelijk met uw verzoek lastig vallen. De klachten van uw zoon Justus over zijn schoonvader heb ik vol verontwaardiging gelezenGa naar voetnoot5). Gij moet echter mijn broeder niet beschuldigen naar aanleiding van het vrijgeleide; het is, toen hij afwezig was, tegen zijn nadrukkelijk verbod, door een klerk gegeven. Voor Johan Hugenius wil ik wel mijn best doen, maar het zal moeilijk gaan voor een vreemden priester iets gedaan te krijgen. Bedenk zelf eens, wat men te Brussel zou antwoorden, als wij met zulk een verzoek aankwamen. Vriendelijk dank voor uwe geschenken; in weerwil van alles werkt gij maar moedig door op uw hoogen leeftijd. Hierbij voeg ik het oordeel van vele geleerde mannen aangaande mijn boekje over het orgelGa naar voetnoot6), als tegenstelling van het stuk, waarin ik zoo heftig ben aangevallenGa naar voetnoot7). 13 Jan. 1642. |
|