Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2915. P.C. HooftGa naar voetnoot1). (A.B.)Bericht zijnde van soober behaeghen, weleer geschept bij zijn Hoogheit uit de toeëighening van eenigh letterwerk, heb ik mij vervordert het peilen van haere zinlijkheit, noopende 't mijne, U. Ed. Gestr. aan te verghen. Doch, naerdien U. Ed. Gestr. acht, dat het voeghlijxt onvoorziens verschijnen zal, zoo besluit ik het op die manier te waeghen. Hierbij dan gaat een ontwerp, dat ik U. Ed. Gestr. oordeel aallijk onderwerp, om verbeetert, besnoeit, gerekt oft gekrompen, jaa ook heel verandert te worden, naardat U. Ed. Gestr, zal goedt dunken mij voor te schrijven, wanneer zij eens ziet haere bezigheden eenigh uurken t' ontfutselen. Belangende het opschrift: Aan zijn' Hoogheit van Oranje, ik bevroede wel, dat in plaets van dien best betaamen zal al de tijtels zijner Hoogheit te stellen, volghends de lijste, ontfangen van U. Ed. Gestr. bij mijnen heer ende neef van Wikkevoort, hoewel ik van de onduitsche etc. wat afkeers heb. Op de rest verstaa ik mij eeven weinigh met d'onervaarendsten in de titsigheeden van 't hof. Ende is derhalven benoodight, met oneighe pluimen te pronken ..... T'Amsterdam, den 5en van Wintermaant des jaars 1641. |
|