Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2773. Aan Amalia, prinses van Oranje. (H.A.)*Wij kunnen maar steeds niet over dien rivierarm komen; daarom worden er telkens nieuwe middelen bedacht. De vijand heeft het stroomend water in zijne macht, maar dat zullen wij hem van nacht afnemen. De loopgraven van graaf Willem, die van dat water geen last heeft, gaan goed vooruit. Eergisteren is kapitein TreffreyGa naar voetnoot3) gewond en heden wordt den ingenieur AysmaGa naar voetnoot4) het been afgezet; hij zal er wel aan sterven. - Het bericht over het gevecht bij WolfenbuttelGa naar voetnoot5) wordt steeds meer en meer bevestigd. Die overwinning is een groot geluk, want anders kregen wij de Keizerlijken aan den hals. In het leger van den vijand dreigt muiterij; er worden papieren uitgedeeld, met de woorden, Geld oft een ander Heer; de burgerij van Geldern en Venlo vreest voor eene plundering en de generaals Velada en La FontaineGa naar voetnoot6) vertrouwen zich niet bij hun leger, dat dicht bij Roermond ligt, maar logeeren in de stad. - De prinsen | |
[pagina 195]
| |
te Sedan hebben een manifest laten drukkenGa naar voetnoot1) en LamboyGa naar voetnoot2) heeft zijne troepen naar Bouillon gevoerd, om Frankrijk binnen te trekken. De Spanjaarden vreezen, dat er valschheid is bij het tractaat met den Hertog van LotharingenGa naar voetnoot3). Dat alles wordt uit Brussel gemeld. Au camp à Offelen, le 11e de Juïllet 1641. |
|