Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 191]
| |
2769. Aan prinses Amalia van Oranje. (H.A.)*Een overlooper, die ter dood veroordeeld was, omdat hij zich er over beklaagd had, dat de soldaten geen geld ontvingen, bericht, dat er nog 1500 soldaten in de stad zijn, dat ons geschut heel veel kwaad doet, de gouverneur met andere officieren en dames bijna voortdurend in eene kazemat zit en dat de stad het nog maar zes of acht dagen kan houden, maar dat al hunne buitenwerken ondermijnd zijn en zij deze zullen laten springen. - ‘Aussi sommes nous si proches, qu'il ne leur reste gueres plus que ceste miserable sorte de defense. Ceste nuict que M. GleserGa naar voetnoot1) commande aux approches de deçà, e'est à dire du costé de Middelaer, on espere de passer le pont, qui a esté traversé tant de fois. De l'autre costé, où est M. KirpatrickGa naar voetnoot2), il n'y a plus qu'une verge ou deux de terre ferme entre les deux pointes enemies, et est à croire, que la place sera prinse de ce costé là’. - Euskercken schrijft, dat de Kardinaal Infant in het geheel geen aanval gedaan heeft op het kamp bij Ayre, maar dat hij teruggetrokken is en dat er toen eene hevige schermutseling heeft plaats gehad. - Van avond heeft Prins Willem eenige granaten laten werpen, ‘par ordre de S.A., pour la maistresse, en presence de Mons.r MurrayGa naar voetnoot3)’. Au camp à Offelen, le 8e de Juillet. |
|