Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2632. J. PicardtGa naar voetnoot4). (L.B.)aant.So datelick ten seven üiren gaet van mij weg enen edelman van syn Excell. den H. graeff van EgmondtGa naar voetnoot5), herwartz geremitteert mett een missijff an syn Vorst. Hoocheydt en an my, omme te vernemen, offer all enige vaste resolutie soude mogen genomen syn bij syne wellgemelte Hoocheydt, dewelcken ick dan enige weijnige letteren an U Gestr. hebbe medegegeven. Angaende die sake van t versochte howelick en impedimenta, die tott noch toe daertegenst geobjicieert syn, so meen ick, in gevalle die restitutie der goederen des hüises van Egmondt te obtineren wass, dattet om die religie nijt en soude naerblijven, alss ick verstae, datt den prince van GaverenGa naar voetnoot6) sich daerin well soude laten onderrechten. In allen gevalle ick en soude, naer myn geringe verstandt, nijt raden datt versochte howlick platt aff te slaen, noch die gepresenteerde alliantzie verwerpen, vermitz syn wellgemelte Excell. van gantscher herten desen Staedt iss toegedaen, en iss an die andere syde uitgesloten en kan door syn kennisse en authoriteedt, alliantzie en vriendtschap noch wonder goedt doen, en datt in dese vreemde constitutie van tyden. Ick will geswijgen, datt syn vriendtschap en alliantzie oock sonder het howlick groot goedt kan doen, so voor den gemenen staet, als in t particulier voor het huys van syn Hoocheydt, in saken, die ick voor desen syn hoochgemelte Hoocheydt en oock U. Ed. G. ten dele hebbe bekendt gemaket. Dese en andere diergelijcke redenen souden iemandt lichtelick bewegen, om den handel in bedencken te nemen en te suspenderen, so die nijt en koste off in 't geheel, off ten deele finalick affgedaen werden. Hijr komt noch ditt bij, so het howlick platt wert affgeslagen, so sall den prince van Gaveren, sonder enig dilaij, | |
[pagina 143]
| |
volgen den raedt, wille en praesentatie van syn grootmoederGa naar voetnoot1) en moederGa naar voetnoot2), en nemen an datt howlick met syn nichte, die princesse van Arshott, syn moijen dochterGa naar voetnoot3), waerin starck gebesogniert wert, en waernae die hooffden van die regieringe an d'andere syde gehoor beginnen te geven, considere[re]nde die onnoselheydt van den prince van Gaveren, als desselfs heer vader sich tegens den Coninck en Spangiaerden opponeerde, waeromme daerin, door groote moyten en kosten, bij die grootmoeder allrede so verde geprocedeert iss, datt men nijt en twijvelt, off die restitutie aller dominien en digniteten sall daerop volgen. So ditt nü also geviel, so en was nijt allene an dese syde alle hope verloren, om van t huys van Egmondt iet goedts te verwachten, maer het sall oock syn enen nagel in die doodtkiste van syn Excell., en datt omme gewichtige redenen. En nochtans sall dieselve moeten gedogen, als nijt vindende een presenter middel om den staedt van syn hüis te redresseren, maer door dwanck van die necessiteedt sal t moeten approberen, hoewell syne ziele ene wallge en affkeer heefft van t hüiss en van die handelingen van Baerlemont, etc. Wert nü die sake van t howlick suspens gehouden, en datt noch langer in bedencken genomen, so ben ick oock bekommert, dat den prince van Gaveren ontgaen soude mogen die gelegentheydt, die hem nü gepresenteert wert, en waerop syn grootmoeder daeglix met grote instantien en toeseggingen anhoudt. Watt my angaet, ick en ben, leijdere, nijt capabel, over soodanige groote saken enen salutaeren raedt te geven; die wijssheydt van syn Hoocheydt en U. Ed. Gestr. goeden raedt sullen die sake well ten besten beleyden; alleen will ick dit seggen, ick en soude nijt raden die voornaemste handelinge aff te slaen, want den prince van Gaveren kan evenwell doen datt hem beliefft. Doch, all komt ditt uit een goedt herte vandaen, ick en soude nochtans ditt nijt anders als onder couverte willen geseydt hebben, ten respecte van dien, die morgen off overmorgen met U.G. sall spreken. Syn Excell. heefft enen Italiaensen abt, synen domestijck, naer Portugall gesonden, die daer in groote estijme gewest en trefflick beschoncken iss gewest, versoekende assistentie voor syn Excell. tegenst die Spangiaerden, daer geconseerteert iss, als ik verstae, tott enige tonnen goudts. - Watt nü syn Hoocheydt in t ene off andere sall resolveren, datt sall ick verwachten, om an syn Excell. over te schrijven, off iss het nodig, ick sall selfst in persoon in den Haeg verschijnen, want desen edelman en heeft anders geen commissie als een reijs te vernemen, offer all iet in die saken gedaen sy. Naer myne oedtmoedige gebiedenisse, in aller haest, uyt Egmondt op den Houff, desen 13 Febr. Anno 1641. |
|