Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2551. Aan P.C. HooftGa naar voetnoot6). (L.B.)aant.Ontrent het scheiden van 't leger, 't welck mijne besighste tyden zijn, ontfing ick d'eere van U.E. schrijvens met het bygaende gedichtGa naar voetnoot7). Sooveel moet ick vooruijt setten, t mijner wettelicke ontschuldinghe van 't langhe swijghen op soo grooten beleeftheid. Nu ick dan den adem beghinne te verhalen, ende tegens mijne vrienden af te rekenen, keer ick voorall het aensicht tot U.E., met eerbiedighe dancksegghingh voor de moeijte in 't lesen mijner droomen, en 't berijmen mijner ongerijmtheden genomen. Ik verneme met groot genoeghen, paucis lectoribus, quibus scribo, me non displicuisse, de turba vulgi unice securus. Maer met bekommering hoor ick U.E. oock van overcomen sieckte spreken. U.E., hope ick, sal voorts aen de winnende hand gebleven zijn, ende voor lang afbetaelt hebben. God gunne haer dat, en alle meerder geluck, ende mij de macht om geloofwaerdelick te moghen bewijsen, dat ick oprechtelick ben ..... 's Gravenhaghe, den 5en Octob. 1640. |
|