Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2442. S. van HaersolteGa naar voetnoot2). (H.A.)Hoewel dat ick U Ed. mett mijn eigene saecken meer als te veele importuneer, soe heb ick eevenwel opt instantelick anholden van d' heer NijkerckeGa naar voetnoot3) niet kunnen ofte moegen ledich staen, U Ed. sijn versoeck te recommandieren. Het droevich ongeluck van sijn genade stadtholderGa naar voetnoot4) ontstelt mij meer als ick de penne kan doen uthgeven, ende alsoe men hier an sijn reconvalescentie twijfelt, meen ick, datte saecke in meerder achtingh bij onse nagebueren genoemen dient te werden als voor desen, ende datten baesGa naar voetnoot5) niet qualick sal neemen, datt desselfs getrouwen dienaer t'selve behartiget, in val Godt den Heere den hoechgemelten Heere stadtholder uth desen leven sal koemen te halen, t'welck ick van herten anders wensche ..... Zwol, den 12 Julij 1640. |
|