Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639

2147. Aan E. Puteanus. (K.A.)

Ik heb uw zoon door mijn klerk laten schrijven, wat hij moet doen, nu hij zoo schandelijk door de soldaten behandeld is²⁾. Zoodra ik zijn verzoekschrift heb, zal ik voor hem doen wat ik kan. Zeg mij eens uw oordeel over mijn huis, zooals gij dat uit de prenten kunt leeren kennen. Eene uitvoerige beschouwing over de bouwkunst heb ik er nog niet aan toe kunnen voegen. In castris ad Philippinam, Prid. Cal. Quint. (= 30 Juni) CIƆIƆCXXXIX.

2) Zie No. 2081.