Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1860. Aan E. Puteanus. (K.A.)Ik kom er rond voor uit, dat ik uw boekje de BissextoGa naar voetnoot1) niet bijzonder mooi vind. Gij moet andere onderwerpen behandelen. En nu verrast gij ons met een werkje in het Hollandsch geschreven, gij, de meest Latijnsche der Romeinen! Hierbij gaat een lofdichtGa naar voetnoot2). Ook ik heb een gedicht in de moedertaal geschreven, dat lang op het getouw heeft gestaan, maar door mijne droevige huiselijke omstandigheden niet voltooid werdGa naar voetnoot3). Nu hoop ik het spoedig uit te geven. Van mijn nieuw huis zal ik prenten laten maken en u die zenden. In castris ad Bergopzomiam, VII Cal. Quintil. (= 25 Juni) CIƆIƆCXXXIIX. Sommige uwer ambtgenooten vallen de wijsbegeerte van mijn vriend Descartes aanGa naar voetnoot4). Schrijf gij mij eens uw oordeel over dien strijd. Groet TuldenusGa naar voetnoot5) en WendelinusGa naar voetnoot6). |
|