Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1702. J. LiefhebberGa naar voetnoot5). (H.A.)Alsoo UE uijt het leger aen mij geschreven hadde, om mijn wedervaren aen UE te laten weten, soo is desen, hoe dat ick den 12 deser mijn afscheijt van mijne Heeren de Staten becomen hebbe, waervan ick UE ten hoochsten bedancke, ende wil hetselve aen UE wederomme verschuldigen, ende alsoo t'hoonder deses, den commandeur WitteGa naar voetnoot6), aen sijne Hoocheyt versouct mijn plaetse als vijce-admirael te becleeden, gelieve denselven aen sijne Hoocheyt voor gerecommandeert te houden, want hij een persoon is, daer UE danck mede begaen sult, want d'heer admirael Dorp heeft hem voor desen gere- | |
[pagina 308]
| |
commandeert, om de plaetse van den vijce-admirael QuastGa naar voetnoot1), ende is een persoon, die tweemael in Oost-Indien geweest is, waervan eens met LermijteGa naar voetnoot2) door de Suijtsee, ende is als vijce-commandeur wederom thuijs gecomen, ende daernaer capiteyn geweest met d'heer admirael Pieter Heijn, doen hij de silvervlote nam, ende is daernaer capiteyn van t lant geweest, ende anno 1632, 1633, 1634 commandeur van de groote visscherij geweest, en op het leste capiteyn bij d'heer admirael Dorp, doen wij voor Rochel waren, soodat d'heer admirael hem selver aen mij voorgeslagen heeft, bijaldien dat ick ontslagen conde werden, ende is een man, die de gunste van de gemeente heeft, soodat ick vertrouwe, dat het lant goeden dienst van hem soude genieten, want hy een man is, die een goet stierman ende goet soldaet is. UE gelieve mijn vrijmoedich schrijven te excuseren, want alhoewel dat ick door quaetnijdige menschen mijnen dienst hebbe moeten quijten, en sal evenwel niet manqueren een eerlick Liefhebber van mijn vaderlant te sijn, ende sal altijt blijven ..... [Amst]erdamGa naar voetnoot3), den 18 September 1637. |
|