Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1507. Aan P.C. HooftGa naar voetnoot8). (L.B.)*Den meesten somer hebb ick te Roomen geweest, ende de tael gesproken, die men daer plagh te verstaen, nu veel min daer, als wel elders verstaet. U.E. heeft er haer deel in geleden, de H.e Barlaeus noch zedert, ende heel onlangs, sijn huijs voll onduijtsicheit af gehadt. Thuijs | |
[pagina 214]
| |
komende van over 't geberghte, beghinn ick van niews met mijne landsluijden ende moederskinderen te leeren stameren. Hierneffens gaet de eerste proeve in langen van 't aengeboren ambachtGa naar voetnoot1); de stoffe was te goed; sij soude Croesus kind de tong ontbonden hebben. U.E. werpe een genadigh oogh op den ijver ende de ongewoonte, die dat stuck wercks soo goed ende soo quaed gemaeckt hebben; ende vertrouwe, dat noijt ongewoonte sal meester werden van den ijver, die mij seggen doet in de beste woorden, die ick uyt Italien gebracht hebbe, dat ick oprechtelick ben ..... In 's Gravenhaghe, den 3en December 1636. |
|