Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend877. Aan P.C. HooftGa naar voetnoot1). (L.B.)*De verschimmelde schuld, daar mij Joff.w Crombalck voor maentGa naar voetnoot2), quijt ick met dus weinig papiers. De kladden daeraf werden 't voorleden jaer te velde, te schepe, te waghen, te paerde meest, geborenGa naar voetnoot3). Tot d'afschriften hebb ick mij nu eerst konnen verledigen. Magh dese vreemdeling sooveel voordeels van sijn Nederlandsch kleedsel genieten, dat hij, door Amsteldam treckende, met U.E. de heeren ReaelGa naar voetnoot4), Barlaeus, BaeckGa naar voetnoot5), Vondelen, of anderen, die 't beter lusten en gebeuren moghe, kenniss make, en voorts sijne reise op Alckmaer spoedighe; de ruijme snijder - in andermans leder - die hem uytreedde, sal der sich de meeste gunst af toemeten, en blijven ..... Soo mij de voorbesigheden van 't veldleger 't geluck van een' Amsteldamsche reise niet en breken, sal ick de 2½ boecken van U.E. Historie self t'huijs leveren, met het gevoelen daerover van S. Ex.e, die se noch in handen heeft. Konde U.E. sich den last verghen van eenige mijner Latynsche rijmerijen te sien, rechte straetkinderen, tuschen 't hof en mijn huijs gevallen, daer zijn twee of drij papierkens, die 't Amsteldam op U.E. voorgaende verlof, en anders niet, verschijnen willen. In 's Gravenhaghe, den 4en Martij 1634. |
|