Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend718. A. PloosGa naar voetnoot6). (H.A.)Uwe brieven heb ik onvangen. De genoemde persoonGa naar voetnoot7) schrijft mij: ‘Ick ben van gantscher harten verheucht, dat dese sake noch nyet verder en is geavanceert; sall oock alle mogelicke debvoiren doen, ten eynde in een | |
[pagina 366]
| |
saecke van so groote importantie nyet precipitantelyck en werde gedisponeert. - So ick int leger come, sullen coram van alles beter connen den anderen spreken, ende dependeert myne compste van de resolutie, die alhyer sall werden genomen, waervan ick zyne F.D. vermaen doe. De stadt van Utrecht heeft contrarie gevoteert ende geprotesteert van nullité; het sal wel hangen aen Holland, ende waere te wenschen, dat de gelegentheyt hadde toegelaten de presentie van S. Ex.; men verliest tyt ende geeft doch mede oorsake ende occasie tot vele contraminen, dewelcke by dilayen vermeerderen sullen. Verleden Saterdach wierden by de gecommitteerden wt Holland geurgeert desenthalven een deputatie naer Vriesland, vanwaer naer myn oordeel in vele weken geen resolutie can comen. Met geen fatsoen sal men connen weygeren de conferentie, dan bemercke meerder ingredientia in de forme, mode, tyt ende plaetse, waervan veel gesproken werdt int particulier. Den voorslach van de voorss. deputatie wierden noch niet goet gevonden, maer in bedencken gehouden, totdat gesien soude wesen d'intentie van Holland. Ick weete, dat eenige heeren, van haer een pertinenter kennisse hebbende, advis geven, waeromme daervan sal swygen. Daer wert gesustineert by eenige, dat men met de Staten in geen seeckerheyt en kan handelen; te voren heeft men geroepen, dat sulcx niet en conde geschieden mette Coningh. Eenighe willen oock, dat men sal bedingen vrijdom voor de gereformeerde aen gene syde, doch werdt dit vooralsnoch int particulier gediscoureert, oock in de vergaderinge. Weynich tyts sall ons wyser maken. Qui amat periculum, peribit in illo. Sunt qui calidi, sunt qui frigidi, nec desunt multi, qui tepidi sunt.’ De syndicus GockingaGa naar voetnoot1) is hier gisteren aangekomen. Hage, den 12/2 8b. (Oct.) 1632. |
|