638. Aan A. Bocstadius. (K.A.)
Ik heb niet het genoegen u te kennen en weet ook niet, waarom de heer Foreest zoo vriendelijk is geweest, mij zijn werkje toe te zenden. Ik ben daarvoor zeer gevoelig en verzoek zoowel u als hem, mij onder uwe vrienden op te nemen. In castris ad Bergam, 8 Id. (8) Octob. CIƆIƆCXXXI.