Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend603. Aan C. Barlaeus. (K.A.)Zijt ge al verhuisd, of nog te Leiden? In het eerste geval wensch ik u geluk met uwe aankomst. Neemt gij nu nog, evenals vroeger, jongelui van goede familie in uw huis op? ‘Meministi, me de numero eorum fuisse, qui lautiore reditu id lucri faceres suasere, ut professoriae linguae domesticum saltem otium indulgeres; sed an thori consortem caeterumque senatum oeconomicum persuaserimus, dubito.’ Als gij uw huis nog open stelt, dan zal een jongmensch, die in de verte met mij verwant is, daar gaarne gebruik van maken; het is een aardige, fatsoenlijke en vlugge jongen. Er zijn vele zieken in mijne familie geweest. Hag., 4 Maij 1631. ‘Gryphum de libero non liberoGa naar voetnoot3) nimis ambitiose interpretatus es. Ego de libro, seu codice nugabar, libero nimirum extra pudorem, non libero, quia vinculis impedito, et tamen libro. Sed te metri ambiguitas fefellit, quo unice collineaveram’. |
|