538. J. van der Burgh. (L.B.)
Ik hoop, dat mijne brieven, die ik gaarne verbrand wil hebben, u hebben bereikt. Hier voel ik mij niet op mijne plaats. ‘Eo loco sum, ubi sycophantae et id genus hominum, quos Galli des filous vocant, nihil non possunt; recte faciendo, si vel tantillum gratiae demereri studeas, nihil agas.’ Ook het land bevalt mij volstrekt niet en ik hoop, dat gij mij nog eens hier vandaan zult halen. Van dichten komt niets in, maar ik studeer weer een beetje rechten. Uwe vertalingen van Donne vind ik zeer bijzonder. Datum Leoardiae, VIII Id. (8) Octob. CIƆIƆCXXX.