482. Aan C. Barlaeus. (K.A.)
Dat ik in zoo lang niet heb geschreven, is uw eigen schuld. Gij zendt mij zoovele dingen van u om te bekijken, dat ik daaraan al mijn vrijen tijd besteed. Zelf heb ik vele dergelijke dingen verzameld, die in wel 900 doosjes geborgen zijn. Ik ben ziek geweest, maar ben nu beterende. Brosterhuisen zal ik het niet ten kwade duiden, als hij niet even goedgeefsch is als gij. Overbeke, die zulk een goed gebruik maakt van zijn rijkdom, wil ik wel eens