Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

458. Aan C. Barlaeus. (K.A.)

Uwe in proza geschreven rede⁶⁾, die ik beter vind dan uw gedicht, heb ik tusschen mijne papieren verloren. Ik meende, dat ik het stuk aan Van der Burgh had gezonden tegelijk met het vers, maar hij schrijft mij, dat hij alleen het laatste heeft ontvangen. Heel gaarne wil ik van die rede nog een afschrift hebben. In uw gedicht vinden Van der Burgh en ik eenige uitdrukkingen, die aan het hof zeker niet goed zullen worden opgenomen. Daarover mondeling nader. Ad Syl. Duc., 26 Julij 1629.

6) Barlaeus had ook eene Oratio Tribunorum in castris, ad Principem Auriacum geschreven, eene navolging der rede van Craterus aan Alexander den Groote bij Curtius, IX, 24.