Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend376. M. Oldisworth. (B.M.)Het vertrek van ridder Abraham Williams is voor mij weer eene aanleiding tot schrijven. Ik ben drie maanden lang met mijn heer, den graaf van Pembroke, afwezig geweest. Bedank Barlaeus voor zijne gedichten en zijn brief. De vorige maand werd den graaf een werk gezonden van Vossius, De Historicis Latinis; meld mij eens, of de schrijver eene belooning niet zou versmaden, dan zal de graaf zich niet ondankbaar toonen. En nu kom ik uwe hulp inroepen voor het opschrift op den steen in een ring van den graaf; de afdruk gaat hierbij. Het is een antiek stuk; blijkbaar is er een uil op voorgesteld en wij kunnen hier maar één woord van het randschrift lezen, nl. Pandora. De uil heeft ons allen tot uilen gemaakt. Misschien kan men er in Leiden wijs uit worden, | |
[pagina 224]
| |
maar hier hebben Dr. R. CottonGa naar voetnoot1), J. SeldenGa naar voetnoot2), Pat. YongeGa naar voetnoot3) en andere oudheidkenners het opgegeven. Londin., ex aula Regis, 15o Octobris 1627. |
|