Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend362. Aan C. Barlaeus. (K.A.)Uw gedicht aan Oldisworth heb ik opgezonden en ook gesproken van dat aan Carleton. ‘Porro, si rem gratissimam amico praestare vis, rogo, ut Clar.mo VossioGa naar voetnoot1) me commendes. Credo me illi ne quidem nomine tenus innotuisse, at vix ipse mihi de facie. Tu, si placet, amicitiam istam connecte, ut cum adeundi facultas oblata fuerit, inveniam erga me bene praeparatum pectus. Statui ego illustrium apud nos virorum familiaritatem eadem sollicitudine ambire, qua olim siderum supra nos vocabula prosecutus sum, studio quanto sublimiori, tanto minus utili aut necessario.’ Als het werk van Vossius De Historicis LatinisGa naar voetnoot2) reeds uit is, wees dan zoo vriendelijk bij de Elzevier's een exemplaar voor mij te koopen en het aan mijn broeder in den Haag te zenden. Ik houd veel van het nieuws op wetenschappelijk gebied. En gij geeft spoedig een bundel verzen uit? In castris ad Grollam, Prid. Cal. Sextil. (= 31 Juli) 1627. Op mijn portret, onlangs te Amsterdam gemaakt, heb ik het volgende versje geschrevenGa naar voetnoot3). |
|