Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 187]
| |
278. L. Reael. (L.B.)De kortheijt des tijts heeft mij verboden selver derwaerts over te comen omme mijne commissie te procureren, maer hebbe ten dien fine desen jegenwoordigen expresselijcken afgevaerdicht, versoeckende uwe E. denselve op het spoedichste te willen depescheren ende de voorss. commissie alsoo in te stellen, als tot mijne meeste eere ende reputatie kan geschieden, ende mijne vorige administratien ende qualiteijten daerdoor becomen (?) souden mogen vereijsschen, ende gedachtich wesen, dat ick expresselyck geconditioneert hebbe, dat in de vloote van 20 scheepen, onder des Princen vlagge gaende, voor mij niemant en sal werden geprefereert, maar blyven altijts de tweede persoone van den Heer Ammirael, hetsij soodanighe personen daerop souden moghen ghestelt werdenGa naar voetnoot1). Ick ontfanghe datelycken den uwen van 17 JulijGa naar voetnoot2); bedancke uwer E. van hetghene ghedaen es aen de persone van den Heer Ammirael, by mancquement dat hetselve aen die andere Heeren niet en heeft kennen gheschreven [werden]. De tyt overvalt mij, soodat ick de vrunden nae behooren niet en kan voldoen. Excuseert myn cortheyt ende hout soo de goede handt aen het boven versochte ..... Uyt Amsterdam, den 24 July 1625. |
|