Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend213. Aan D. Heinsius. (K.A.)Ik zend u hierbij iets geks van GevaertsGa naar voetnoot6), die mij dat gestuurd en er zelf iets bij geschreven heeft. | |
[pagina 145]
| |
‘Iuvenem ipsum, cuius autographas addidi, quo historiae filum ab ovo ne ignores, nec de facie quidem notum habeoGa naar voetnoot1). Parente Theodoro GolioGa naar voetnoot2) familiariter ego vel mei utimur. Is patri olim meo amanuensis, nunc graphiarij feudalis, quem dicimus, locum occupat. Vir fidei atque existimationis inculpatae, nisi hercle, quod ejusdem huius filij primam infantiam avunculo HemelarioGa naar voetnoot3), canonico Antverpiensi, commissam voluit, in perpetuum excusari nequit. Etenim hinc prima mali labes, quo testa nimium recens imbuta aegre quidem, ut nunc est, expurganda videtur.’ - Hoe kan toch een geletterd man als Gevaerts zoo dom zijn op ander gebied en alles voor een wonder houden? Hag., 27o Jan. 1624. Het gaat niet best met mijn vader; hij heeft pijn en koorts. Misschien zal ik Gevaerts en Golius antwoorden. |
|