Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend188. Constantia HuygensGa naar voetnoot3). (A.B.)Ick weet niet wat men overgaet, dat ick u in soo lange niet geschreven heb, maer nochtans niet doot, gelyck je meent, maer al besigh met vryje voor den broer, daer tot noch toe wynich hoop toe is, soo myn dunckt; het mysie is soo opiniater, dat het aen de helft genoech waer voor die goe kneght; se is seer op myn gestelt; waer t maer half soo seer op hem, ick hadder grootte hoop toe; maer wat is t? As ick er heur af seg, soo bid se me op alle vrinschap, dat ickker niet meer af segge sou, want ick sel me leve niet kunne resolvere tot trouwe, syt seGa naar voetnoot4). En dat is nietmendalle gesyt, dunkt me, want se sal t toch eens moette doen. Het is me leet, dat ick je dit sus schryve moet, want ick weet wel, dat je t liver anders saeght, en ick oock, maer ick schryf t gelyck t is. Ick wou niet, dat den broer wist, dat ick dit sus aen je schreef, want ick heb t hem sus niet al gesyt, darom laetter geen vermaen af syn; ick hoop, als je tuys comt, dat jy der wat ander order in sult stelle, en hierme seg ick je adieu, maer ick hiet je liver willecomGa naar voetnoot5). |
|