Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

[p. 70]

111. Aan Fortunatus Sprecherus¹⁾. (K.A.)

Het verheugt mij zeer van u een brief te ontvangen, die mij langs lange omwegen bereikt heeft. Wel wist ik, dat gij uw woord, mij te Chiavenna gegeven, zoudt houden, maar ik vreesde wegens de ellende, die kort na mijn vertrek de stad heeft getroffen²⁾. Over den toestand in de Zeven Provinciën valt op het oogenblik niet veel te schrijven, maar wat ziet het er in Duitschland droevig uit. Spoedig ga ik voor de derde maal met een gezantschap mee naar Engeland, thans met Aerssen, wat mij recht veel genoegen doet. Groet uwe familieleden, de Hartmann's³⁾, hartelijk van mij. Hag. Com., 19^o 8b. (Oct.) 1621.

1) Zie blz. 48.

2) Zie blz. 55.

3) Zij worden in het Reisjournaal niet genoemd, wel in het rapport van den gezant (vgl. Berigten van het Hist. Gen., V, 1, 1853, blz. 85, 129).