Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend100. Aan zijne ouders. (K.A.)*Nu het eindelijk is gaan dooien, zal ik wel eens antwoord krijgen op al mijne brieven. Ik ben gezond, maar één van ons gevolg, de jonge Sixti, heeft de kinderpokjes gekregen. Onze gezanten hebben eene audientie gehad bij den Koning en eene andere in zijn Bijzonderen Raad, maar de zaken komen niet verder; met de vasten zijn de menschen aan het feestvieren en maskerades en balletten volgen elkaar op. Zondag heb ik, door bemiddeling van den heer CecilGa naar voetnoot6), een groot feest gezien bij den Prins van Wales. Onze gezanten gaan heden eene maskerade zien bij den Koning. Ik heb den burggraaf DuncasterGa naar voetnoot7) gesproken en hem o.a. den brief van den heer CarletonGa naar voetnoot8) gegeven; hij was bijzonder vriendelijk en de heer Carleton mag wel een bedankje hebben. Mijn tweede brief is vruchteloos wegens de ongenade van den heer NauntonGa naar voetnoot9). De Londres, ce 23e de Feb., stilo patriae, 1621. |
|